scanner icon

Technische Informationen

Nachfolgend findest du einen Überblick über technische Informationen zu Befestigungsmaterialien, von technischen Tabellen mit Informationen und Werten bis hin zu praktischen Arbeits- und Montagetipps.</p><p>Eine Unterteilung wurde in sechs verschiedene Kategorien vorgenommen.

search icon
Hast du noch eine weitere Frage? Dann kontaktiere uns und wir helfen dir gerne weiter ...

1. Befestigungsmaterialien aus Stahl

1.1 Material

Stahl ist eine Legierung aus Eisen und Kohlenstoff. Der Begriff Stahl wird hauptsächlich für Eisenlegierungen mit einem begrenzten Kohlenstoffgehalt (weniger als 1,9 %) oder einem Gehalt an Zusätzen wie Chrom verwendet, damit sie warmumgeformt werden können. Stahl unterscheidet sich hierin beispielsweise von Gusseisen, das einen höheren Kohlenstoffgehalt aufweist. Der Kohlenstoff wird verwendet, um eine hohe Zugfestigkeit und Härte zu erreichen. 

Es gibt viele verschiedene Legierungen mit diesen beiden Elementen, meistens mit andere Zutaten. Daher gibt es auch viele verschiedene Stahlsorten. Aufgrund der großen Auswahl und seiner guten Bearbeitbarkeit ist es ein weit verbreiteter Konstruktionswerkstoff. Weltweit werden jährlich etwa 1600 Millionen Tonnen Stahl produziert. 

Stahl kann je nach Menge in drei Gruppen eingeteilt werden hinzugefügte (legierende) Elemente: 

  • unlegierter Stahl  (maximal 1,5 % Legierungselemente) 
  • Niedriglegierter Stahl  (von 1,5 % bis 5 % Legierungselemente) 
  • Hochlegierter Stahl  (mehr als 5 % Legierungselemente) 

Ongelegeerd staal bevat maximaal 1,5% aan legeringselementen (exclusief koolstof (C)). Veel gebruikte legeringselementen zijn onder andere mangaan (Mn) en silicium (Si). Net als koolstof worden mangaan en silicium gebruikt om de sterkte en hardheid te verhogen. Silicium is tevens een bijproduct van het staalbereidingsproces, het wordt gebruikt om zuurstof aan het staal te onttrekken. 

Ongelegeerd staal is het meest gebruikte staal ter wereld. Dit komt doordat het relatief goedkoop is en erg goed bewerkbaar.

Deze groep bevat tussen de 1,5 en 5% legeringselementen (exclusief koolstof). Net als bij ongelegeerd staal zijn mangaan en silicium veel voorkomende legeringselementen (Si = 0,7%, Mn = 1,6%). Maar ook chroom (Cr), vanadium (V), nikkel (Ni) en molybdeen (Mo) zijn in deze groep veel voorkomende legeringselementen. 

De invloeden van deze elementen zijn bij gebruik van verschillende elementen in één soort staal niet zo makkelijk te bepalen, daar sommige van deze elementen elkaar tegenwerken en andere elkaar juist weer versterken.

Chroom wordt vaak gebruikt om staal oxidatie- en corrosiebestendig te maken. Ook van de harde en slijtvaste eigenschappen van chroom wordt veel gebruikgemaakt in de staalindustrie. Chroom wordt veel gebruikt in combinatie met nikkel of molybdeen. Chroom in combinatie met molybdeen (het zogenaamde chroom-molybdeen staal) maakt het staal uitstekend bestand tegen hoge temperaturen en ook erg sterk. Vanadium wordt ook veel gebruikt in combinatie met chroom en molybdeen daar het ongeveer dezelfde eigenschappen geeft aan staal. Ook in gereedschapsstaal wordt veel vanadium gebruikt. Het maakt het staal ook een stuk taaier wat erg gunstig is voor gereedschap. 

Nikkel heeft gunstige invloed op staal bij heel hoge en heel lage temperaturen. Het wordt ook veel gebruikt om een aantal ongunstige eigenschappen van chroom tegen te gaan.

 

Hooggelegeerd staal bevat meer dan 5% aan legeringselementen. De bekendste vorm is roestvast staal (rvs).  

Hoofdlegeringselementen in rvs zijn chroom (Cr) en nikkel (Ni). Alleen chroom kan gebruikt worden om staal roestvast te maken, maar meestal wordt er een combinatie van chroom en nikkel gebruikt, omdat nikkel een aantal ongewenste effecten van chroom tegenwerkt (bijvoorbeeld 18% Cr en 8% Ni). 

Zoals de naam al doet vermoeden is rvs bestand tegen oxidatie en corrosie. Deze eigenschap is te danken aan de chemische verbinding die chroom aangaat met zuurstof. Door die chemische verbinding vormt er zich een oxidehuid op het staal. De oxidehuid is heel dun en daardoor doorzichtig. Ze bestaat uit een netwerk van chroom (III)oxide, dat wel elektronen kan geleiden maar geen ionen. Daardoor is het metaal tegen corrosie bestand, mits de oxidehuid intact blijft. Dat is helaas niet het geval in een chloride-oplossing zoals zeewater of in gechloreerd zwemwater. Het resultaat is dan gelokaliseerde putvormige corrosie die heel moeilijk te stoppen is, omdat het chloride-ion zich vooral in de corrosieputten verzamelt. Een toeslag van molybdeen kan wel bestendigheid tegen chloor opleveren, bijvoorbeeld voor gebruik in zwembaden. Om de eigenschappen te verbeteren is dan ofwel een laag koolstofgehalte wenselijk, maar dan is de verspaanbaarheid slechter, ofwel een toeslag van titanium, maar dan is de lasbaarheid slechter. 

Onderstaande samenstelling zijn volgens NEN-ISO8981. De minimale ontlaattemperatuur is voor de sterkteklassen 8.8 tot 12.9 verplicht. Als er geen trekproef genomen kan worden, is de chemische samenstelling verplicht. 

Sterkte-klassen 

Staalsoort en warmtebehandeling 

 Chemische            samenstelling                                       (Gewicht in %) 

Ontlaat temperatuur 

Meest gebruikte staalsoorten 

C 

P 

S 

°C 

min. 

max. 

max. 

max 

min. 

3.6 ¹) 

Koolstofstaal 

x 

0,20 

 

 

x 

Q St 36-3 

4.6 

x 

0,55 

 

 

x 

Q St 38-3 

4.8 

5.6 

0,13 

0,55 

 

 

x 

Cq 22

Cq 35

5.8 

x 

0,55 

0,050 

0,060 

x 

Cq 22

Cq 35

6.8 

8.8 

Koolsofstaal met toevoegingen (bijv. Borium, mangaan of chroom), gehard en ontlaten 

0,15 ³) 

0,40 

0,035 

0,035 

425 

19 Mn B4

22 B2

35 B2

Cq 45

38 Cr2

46 Cr2

41 Cr4 

Koolsofstaal, gehard en ontlaten 

0,25 

0,55 

0,035 

0,035 

9.8 

Koolsofstaal met toevoegingen (bijv. Borium, mangaan of chroom), gehard en ontlaten 

0,15 ³) 

0,35 

0,035 

0,035 

425 

 

Koolsofstaal, gehard en ontlaten 

0,25 

0,55 

0,035 

0,035 

10.9 ) 

Koolsofstaal met toevoegingen (bijv. Borium, mangaan of chroom), gehard en ontlaten 

0,15 ³) 

0,35 

0,035 

0,035 

340 

35 B2

34 Cr4

37 Cr4

41 Cr4 

10.9 ) 

Koolsofstaal, gehard en ontlaten 

0,25 

0,55 

0,035 

0,035 

425 

35 B2

34 Cr4

37 Cr4

41 Cr4 

Koolsofstaal met toevoegingen (bijv. Borium, mangaan of chroom), gehard en ontlaten 

0,20 ³) 

0,55 

0,035 

0,035 

 

Gelegerd staal, gehard en ontlaten ) 

0,20 

0,55 

0,035 

0,035 

 

 

12.9 ) 

 

 

Gelegerd staal, gehard en ontlaten ) 

 

 

0,28 

 

 

0,50 

 

 

0,035 

 

 

0,035 

 

 

380 

Cr4

41 Cr4

34 Cr Mo4

42Cr Mo4

34 Cr Ni Mo 6

30 Cr Ni Mo 8 

 

1. Voor deze sterkte klassen is automatenstaal toegestaan met de volgende maximale waarden: S=0,34% P=0,11% en Pb=0,35% 
2. Voor afmetingen boven M-20 kan het noodzakelijk zijn een materiaalsoort van de sterkteklasse 10.9 toe te passen om een voldoende doorharding te kunnen bereiken. 
3. Bij koolstofstaal met borium als toevoeging en een koolstofgehalte onder C 0,25% (smeltanalyse) moet een mangaangehalte van minimaal MN 0,60% voor de sterkteklasse 8.8 en MN 0,70% voor de sterkteklasse 9.8 en 10.9 aanwezig zijn. 
4. Bij producten uit deze staalsoort moet het merkteken onderstreept zijn. 
5. Het materiaal voor deze sterkteklassen moet voldoende houdbaar zijn om er zeker van te zijn dat de structuur in de kern van het schroefdraadgedeelte ca. 90% martensiet bevat na het harden en vóór het ontlaten. 
6. Voor de sterkteklasse 12.9 is een metallografische aantoonbare fosforhoudende witte laag op het oppervlak voor producten die op trek belast worden niet toegestaan. 
7. Gelegeerd staal moet tenminste een van de volgende legeringbestanddelen bevatten: chroom, nikkel of molybdeen.

    I:\Kennisbank\Kennisoverdracht Sessies\Sessie 3 - Juli 2016 - Staal in bevestigingsmateriaal\Waterstofbrosheid.jpgTekstvak

    Waterstofbrosheid is het bros worden van metalen doordat waterstof in de haarscheurtjes van het materiaal opgesloten raakt. Hierdoor verzwakt het metaal met bros worden tot gevolg. Waterstofbrosheid werd al in 1875 beschreven, maar de exacte fysische achtergrond is nog steeds niet geheel begrepen. Het fenomeen komt vooral voor in staal met hoge treksterkte. 

    Ook de zogenaamde scheurvormende corrosie bij RVS bevestigingsartikelen die gebruikt worden in een zwembadomgevingen is een vorm van waterstofbrosheid. We kennen inmiddels de grote risico’s die dit met zich meeneemt in de bevestigingsconstructie. Maar ook bij koolstofstalen bevestigingsmiddelen die elektrolytisch zijn verzinkt bestaat het gevaar van het optreden van waterstofbrosheid. 

    Waterstofbrosheid is een gevolg van het ontstaan van waterstofgas in het metaal. Hierdoor kan er breuk of scheurvorming optreden in de bout of schroef. Het risico neemt toe naarmate de sterkteklasse hoger wordt. Zeker bij staalkwaliteiten hoger dan 8.8 kan de in het staal opgenomen waterstof een aanzienlijk verlies aan ductiliteit veroorzaken, de zogenaamde waterstofbrosheid. Het helemaal uitsluiten van waterstofbrosheid is eigenlijk niet mogelijk. 

    Het grootste probleem dat we kennen als gevolg van waterstofbrosheid is dat de producten zonder verdere aanleiding plots broos kunnen worden en daardoor breken. Waterstofbrosheid treedt voornamelijk op bij op trekbelaste producten met een sterkteklasse hoger dan 8.8. Tijdens het proces van elektrolytisch verzinken van bevestigingsartikelen met treksterkte hoger dan 1000 N/mm2 wordt waterstof op het productoppervlak ontwikkeld. Vandaar dat het niet raadzaam is om deze producten een oppervlaktebehandeling te geven. Om die reden zijn bijvoorbeeld bouten van 10.9, 12.9 en 14.9 kwaliteit staal vaak blank in plaats van verzinkt. 

    Om deze producten toch een oppervlaktebehandeling te geven, worden deze vaak gereinigd met zuren die een negatieve inwerking hebben op het staal. Je kunt door het product kort na de oppervlaktebehandeling (binnen 4 uur) een warmtebehandeling te geven, dit fenomeen tot wel een minimum beperken. Het is belangrijk dat iedereen die met deze producten werkt zich realiseert dat bij producten van staal met een treksterkte ≥ 1000 N/mm2 is dit risico, zeker nadat deze verzinkt zijn, altijd aanwezig is. 

    Er zijn ook oppervlaktebehandelingen verkrijgbaar die nauwelijks invloed hebben op waterstofbroosheid zoals thermisch verzinken. Zo ook onze eigen Dynaplus AR-coating, PTFE coating, GEOMET®- en DACROMET® coatings of bijvoorbeeld een zink-nikkel als oppervlaktebehandeling. Een groot bijkomend voordeel van dergelijke speciale oppervlaktebehandelingen is dat ze vaak een veel langere corrosiebescherming bieden dan alleen verzinken. Het nadeel is dat deze oppervlaktebehandelingen kostbaarder zijn dan verzinken.  

    Om een goede afweging te maken van producten uit dit risicogebied is een belangrijke vraag: Hoe belangrijk is het voor deze sterkteklasse te kiezen en welke oppervlaktebehandeling heeft dan de voorkeur? Voor bevestigingsartikelen vanaf sterkteklasse 12.9 raden we het af deze een oppervlaktebehandeling te geven. Voor 10.9 zijn er eventueel wel oplossingen in zowel verzinkt als in de bovengenoemde coatings. 

    Vervormen
    Er zijn verschillende productiewijzen voor de productie van bevestigingsartikelen. De gekozen productiewijze hangt af van het type bevestigingsmateriaal en de gekozen staalsoort. In de praktijk wordt koud vervormen van staal veel toegepast. Zoals het woord eigenlijk al zegt wordt er hier een stuk staal koud vervormd tot een bevestigingsartikel.  

    Het vervormen tot het gewenste bevestigingsartikel gebeurt meestal door middel van ‘stuiken’ middels matrijzen. Hierbij wordt in meerdere stappen en met verschillende gereedschappen de gewenste vorm verkregen. Dit wordt ook wel koudwalsvervormen genoemd. Voor het maken van schroefdraad moet het staal namelijk worden gewalst. Hierbij wordt, door middel van twee contravormen in de vorm van walsbakken, de gewenste schroefdraad op de bout of schroef gewalst. Om dit goed en netjes te doen moet er veel olie bij dit proces worden toegevoegd om de bewerking te smeren. 

    Met koud vervormen kun je bouten tot ongeveer M30 vervormen, daarna moet je warm vervormen vanwege de noodzakelijke kracht die nodig is om het staal te vervormen. Verder is warm vervormen nodig wanneer je te maken krijgt met grote stuikvervormingen. Doordat de materiaaldichtheid toeneemt bij koud vervormen, moet je hier eerder gebruik maken van warm vervormen. 

    Naast warm en koud vervormen kun je een bevestigingsartikel ook vervormen door een verspanende vervorming. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het tappen van (binnen)schroefdraad bij moeren. Soms wordt er voor kleine series of speciale draadvormen ook nog gebruik gemaakt van deze snijdende vervorming van staal maar dit komt door de ontwikkeling van koudvervorming steeds minder voor. 

    Warmtebehandelingen
    Nadat het bevestigingsartikel is gevormd kun je de mechanische eigenschappen van het staal veranderen door warmtebehandeling. Er zijn verschillende manieren van warmtebehandelingen die worden gebruikt voor bevestigingselementen zodat deze in de praktijk de belasting aankunnen die men ervan mag verwachten. De vereiste mechanische eigenschappen, zoals treksterkte en vloeigrens worden door dit soort processen bereikt. 

    Bij de productie van bouten en schroeven worden vooral warmtebehandelingen als verwarmen om te harden, oppervlakteharden en gloeien (verhitten als nabehandeling) ingezet. De opbouw van dit proces in temperatuur en tijd is afhankelijk van de vereiste mechanische eigenschappen van het eindproduct. 

    Harden
    Het (na)harden van stalen bevestigingsartikelen gebeurt bij bouten vanaf klasse 8.8 volgens DIN 898 deel 1 en bij moeren volgens DIN EN 20898 deel 2 vanaf klasse 5 en 8 (>M16) voorgeschreven. 

    Het harden bestaat uit het verwarmen en direct aansluitend ontlaten. De bouten worden afhankelijk van het koolstofgehalte tot een bepaalde temperatuur verhit en gedurende een bepaalde tijd op die temperatuur gehouden. Hierbij wordt de materiaalopbouw omgevormd. Door direct daarna te ontlaten (in water of olie) krijgt het eindproduct de gewenste hardheid. 

    Ontlaten
    Het glasharde (en dus brosse) staal wat nu is ontstaan (en waardoor waterstofbroosheid kan ontstaan) is in de praktijk niet toepasbaar. De producten moeten nog een keer op een (in norm vastgelegde) minimumtemperatuur worden gebracht om de ontstane spanning in het product te reduceren. Door deze maatregel vermindert weliswaar de vooraf ontstane hardheid (maar ligt nog duidelijk hoger dan dat van de originele werkstof) en men bereikt een grotere taaiheid. Dit proces is hierdoor een belangrijk hulpmiddel voor de fabrikant om bouten die eigenschappen mee te geven die eraan gesteld worden. 

    Oppervlakteharden
    Dit proces wordt toegepast bij de productie van o.a. spaanplaatschroeven, plaatschroeven en gipsplaatschroeven. Hierbij is het van groot belang dat het product een grote oppervlakte hardheid heeft om in staat te zijn zelf de schroefdraad te snijden in het gewenste materiaal. 

    Hiervoor wordt staal met een koolstofgehalte van 0,05 tot 0,2% koolstof gebruikt. Deze wordt verwarmd en voor langere tijd in een koolstof onttrekkende atmosfeer gehouden (bijv. Methaangas). Het koolstof defendeert naar de randzone en verhoogt daarmee plaatselijk het koolstofgehalte.  

    Dit proces noemt men ontkolen. Hierna wordt het product ontlaten, waardoor het product aan de rand erg hard wordt. Groot voordeel hiervan is dat de schroef een harde buitenkant krijgt terwijl de kern van de schroef taai blijft. Dit bovenstaande proces van oppervlakteharden wordt vaak in lange rolbandovens toegepast. Er zijn verschillende factoren binnen dit hardingsproces die van grote invloed kunnen zijn op de uiteindelijk kwaliteit van de bevestigingsartikelen. Denk hierbij aan de afgestelde temperatuur van de oven, snelheid van de loopband (tijd) maar ook de hoeveelheid schroeven op de band (constante temperatuur per batch). Juist in dit proceskan men heel veel kwaliteit winnen of verliezen als het gaat om de mechanische eigenschappen van bijvoorbeeld schroeven. Voor schroeven geldt hierbij: zo hard en sterk mogelijk, maar ook zo flexibel en buigzaam mogelijk. Dit zijn (fysisch gezien) tegenstrijdige eigenschappen in staal. 

    Gloeien
    Er bestaan verschillende manieren van gloeien of nagloeien. Hierbij is het weer belangrijk wat de eisen zijn die aan het eindproduct gesteld worden en de spanning die in de werkstof zit. Een belangrijk en veel voorkomend proces bij bevestigingsmateriaal is het spanningsarm gloeien (product wordt verwarmd tot 600°C en daar een langere tijd op gehouden). De (bij koudvervorming) ontstane koudversteviging kan door spanningsarm gloeien aan het materiaal worden onttrokken. Dit is belangrijk bij bouten en schroeven van sterkteklasse 4.6 en 5.6, omdat deze producten een groot uitrekkingsgebied (vloeitraject) moeten hebben.

    1.2 Oberflächenbehandlung

    Algemeen
    Elektrolytisch verzinken is een elektrochemisch proces waarbij een zinklaag neergeslagen wordt op het productoppervlak. Binnen electrolytisch verzinken is een breed scala aan alternatieven voorhanden in laagdiktes, basismaterialen (zink / zink-ijzer / zink-nikkel), passiveringen. De minimale laagdikte is ca 3 μm en kan oplopen tot ca 30 μm (gecombineerde laag). Wij hanteren op onze bevestigingsartikelen meestal een minimale laagdikte van 5 μm.   

    Een elektrolytisch zinkproces heeft altijd een nabehandeling om aantasting van de zinklaag te voorkomen. Dit heet het passiveren (of ook wel chromateren of bichromatiseren) en vertoond, afhankelijk van de behandeling (passiveren), een transparante groengele (geelverzinkt) of metallic-lichtblauwe tint (blauwverzinkt). Door het passiveren neemt de corrosiebestendigheid sterk toe en wordt het uiterlijk verfraaid. De passiveerlaag is een dun zinkchromaat/zinkoxidelaagje bovenop de zinklaag. Bij standaard verzinken geeft dit een metallic-lichtblauwe tint en bij geel verzinken vertoont de zinklaag een transparante goudkleurige tint. De corrosiebestendigheid van deze twee verschillende passiveringen is vrijwel gelijk, maar de geelverzinkte variant is sinds de nieuwe ROHS-richtlijn uit 2011 in opspraak geraakt vanwege het schadelijke zeswaardige chroom, wat voorheen gebruikt werd bij deze passivering. 

    Bij het elektrolytische verzinkproces wordt er waterstof op het productoppervlak ontwikkeld. Zeker bij geharde staalkwaliteiten met een hoge sterkte, met name vanaf 8.8 en hoger, kan de in het staal opgenomen waterstof een aanzienlijk verlies aan ductiliteit veroorzaken (de zogenaamde waterstofbrosheid). 


    Toepassingsgebied
    Het toepassingsgebied van elektrolytisch verzinkte bevestigingsmaterialen is divers vanwege de diverse corrosiewerende eigenschappen door de laagdikte. 

    Verzinkte bevestigingsmaterialen worden doorgaans voorzien van een beschermende zinklaag volgens ISO A2A met een minimale laagdikte van 5 Mu. In principe geldt: hoe dikker de zinklaag op stalen bevestigingsmateriaal, hoe langer het duurt voordat hij weg gecorrodeerd is. De gemiddelde atmosferische corrosie voor alle zinktypes in Nederland in de buitenatmosfeer bedraagt momenteel 0,42 μm/jaar (gegevens TNO, Rijkswaterstaat en TU Delft). Dat komt gemiddeld overeen met een corrosieklasse C2 in Nederland. 

    De zinklaag wordt aangetast door de hoeveelheid chloride en SO2 (zwavel) in de omgeving. Het water maakt deze aantasting mogelijk. SO2 heeft een grote invloed op het corrosiegedrag en daardoor op de duurzaamheid van stalen-verzinkte producten.  Het corrosieklimaat in West-Europa wordt wel steeds minder agressief door de drastische afname van het SO2-gehalte in de lucht. Het SO2-gehalte in Nederland is door allerlei maatregelen en wetten in Europees verband, zoals eisen aan autobrandstoffen, uitstoot van energiecentrales etc., vanaf 1980 geleidelijk gaan dalen tot een verwaarloosbaar niveau. 
    Naast SO2 speelt choride een belangrijke rol bij corrosievorming van zink. Chloride maakt de oxidelaag op het zink sneller oplosbaar in water, waardoor de zink-corrosiesnelheid toeneemt. Als het zink (plaatselijk) is verdwenen, neemt ook de ijzercorrosiesnelheid toe in aanwezigheid van chloriden. Nederland heeft voornamelijk in een smalle strook van ca. 750 meter langs de kust een hoog chloridegehalte; echter uit veiligheidsoverwegingen nemen we 10 km om ook de invloed van de zeewind mee te nemen. Onder normale condities wordt gebruik van verzinkte bevestigingsartikelen geadviseerd in beschermde condities (binnen gebruik). 


    Corrosiewerendheid
    Tot 24 uur in zoutsproeitest volgens ISO 9227 voor A2A tot circa 240 uur voor speciale zink- ijzer legeringen. 

    Maximale toepassings temperatuur
    80 graden Celcius 

    Aanduiding elektrolytische zinklagen conform ISO 4042 

    In ISO 4042 is de aanduiding van elektrolytische zinklagen vastgelegd. Aanduiding vindt plaats aan de hand van een code van twee letters en een cijfers (bijvoorbeeld: A2F). In dit voorbeeld staat de A voor zink (Zn), de 2 voor een laagdikte van 5 μm en de F voor een heldere passivering. De volgende tabellen geven de diverse onderdelen van de code weer: 

     

    Basis materialen 

    Laagdikte 

    Passivering 

    A 

    Zink (Zn) 

    1 

    3 

    A 

    Kleurloos 

    B 

    Cadnium(Cd) 

    2 

    5 (2+3) 

    B 

    Blauw (mat) 

    C 

    Koper (Cu) 

    3 

    8 (3+5) 

    C 

    Geel (mat) 

    D 

    Messing(CuZn) 

    9 

    10 (4+6) 

    D 

    Olijfkleur (mat) 

    E 

    Nikkel (NI) 

    4 

    12 (4+8) 

    E 

    Kleurloos  

    F 

    Nikkel-Chroom (NiCr)

    5 

    15 (5+10) 

    F 

    Blauw 

    G 

    Koper-Nikkel
    (
    CuNi)

    6 

    20 (8+12) 

    G 

    Geel 

    H 

    Koper-Nikkel-Chroom (CuNiCr)

    7 

    25 (10+15) 

    H 

    Olijfkleur 

    J 

    Tin (Sn)

    8 

    30 (12+18) 

    J 

    Kleurloos (glans) 

     

     

     

     

    K 

    Blauw (glans) 

     

     

     

     

    L 

    Geel (glans) 

     

     

     

     

    K 

    Blauw (glans) 

     

     

     

     

    R 

    Zwart (mat) 

     

     

     

     

    S 

    Zwart (blank) 

     

     

     

     

    T 

    Zwart (glans) 

     

    Normale leveringscondities in bevestigingsmaterialen: 

    Electrolytisch verzinkt: ca. 5 μm A2A / A2B / A2E / A2F. Zonder specifieke overeenkomst tussen leverancier en afnemer kan een willekeurige variant geleverd worden.

    Geel verzinkt: ca. 5 μm A2C / A2G / A2L. Zonder specifieke overeenkomst tussen leverancier en afnemer kan een willekeurige variant geleverd worden.


    Alternatieve namen
    Galvaniseren, electroplating, zinc plating

    Algemeen
    Het thermisch verzinken van bevestigingsartikelen gebeurt volgens het centrifugeproces met een hoge zinkbadtemperatuur. Het product wordt gedompeld in een bak met vloeibaar zink waarbij een groot blok zink is verwarmd tot ca. 400°C. Tijdens het dompelen wordt het product bedekt met een laag vloeibaar zink en meteen na het uittakelen stolt deze laag. De laag is minder glanzend en na een aantal dagen meestal zelfs matgrijs. De laagdikte wordt niet bepaald door de tijdsduur in het bad, maar door de dikte van het materiaal. Tijdens het centrifugeren wordt een laagdikte van 40 - 70 μm gevormd. De voordelen van verzinken bij deze temperaturen is de geringe viscositeit van het zink bij het centrifugeren en de silicium invloed die (vergaand) wordt geëlimineerd. Nadelen van thermisch verzinken zijn druppelvorming en vervorming van dun materiaal. 

    Toepassingsgebied 
    Divers. Geschikt voor gebruik in normaal buitenklimaat en dus niet direct in het kustgebied of in agressieve, chemische of zure atmosferen. Vanwege de lage maatvastheid is het minder geschikt voor kritische belastingen en kan het door de dikte van de laag niet gebruikt worden voor bevestigingsartikelen kleiner dan M5.  

    Corrosiewerendheid
    Is afhankelijk van de aangebrachte laagdikte. Bij een laagdikte van 50 μm. is dit circa 500 uur in zoutsproeitest volgens ISO 9227. 

    Maximale toepassingstemperatuur
    250 graden Celcius

    Alternatieve namen
    Volbad verzinken, hoge temperatuur verzinken, Hot-dip Galvanising, Feuerverzinken

    Algemeen
    Fosfateren is een chemisch proces dat een laag onoplosbare fosfaten op een metaaloppervlak aanbrengt. Omdat de toplaag van het basismateriaal geen metaal meer bevat, reageert het anders dan het oorspronkelijke metaaloppervlak. Een dergelijke laag noemt men ook wel conversielaag. De fosfaatlaag heeft goede hechting en geeft daarnaast ook lichte corrosiebescherming aan het staal. Het fosfateerproces kan niet worden gebruikt bij metalen als: messing, koper of roestvast staal. 

    Binnen bevestigingsmaterialen wordt fosfateren met name toegepast voor gipsplaatschroeven. De fosfaatlaag zorgt ervoor dat de later aan te brengen stuclaag of gipsspachtel goed hecht aan de schroefkop. Daarnaast zorgt de fosfaatlaag voor voldoende roestwerende eigenschappen in de gipsvezelplaten om eventuele bruine roestvlekken later in de wand te voorkomen.

    Elektrolytisch verzinkte schroeven kunnen in sommige gevallen niet goed tegen de stoffen die in de droogbouw gebruikte gipsspachtel kunnen voorkomen waardoor deze in deze toepassing eerder zouden kunnen roesten. Echter, als je kijkt naar de corrosiebestendigheid van een gefosfateerde schroef ten op zichte van een electrolytisch verzinkte schroef in een zoutsproeitest, is een verzinkte schroef wel vele malen roestwerender dan een gefosfateerde schroef.

    Toepassingsgebied
    Gipsplaatschroeven voor montage in droogbouw (gipsplaten)

    Corrosiewerendheid
    Variërend tussen 8 en 24 uur in zoutsproeitest volgens ISO 9227  

    Maximale toepassings temperatuur
    250 graden Celcius

    Algemeen
    De invloed van chloriden of andere agressieve zure stoffen op (verzinkt) staal kan worden tegengegaan door het aanbrengen van een organische deklaag over het verzinkte staalproduct. Deze coatinglaag werkt in feite als isolator en beschermt het staal tegen alle milieueffecten van buitenaf (atmosferische corrosie). Dergelijke oppervlaktebehandelingen worden ook wel een Duplex systeem genoemd.

    Onze Dynaplus AR-coating C4 is een voorbeeld van een dergelijk duplex coating systeem. Er wordt hierbij bovenop de eerste metallische zinklaag van minimaal 5 μm een organische deklaag (ook op basis van zink) aangebracht. Deze is bestaat uit verschillende deklagen met een totaal van minimaal 15 μm op het bevestigingsartikel. Dit zorgt voor een uitstekende corrosieweerstand tegen zowel atmosferische invloeden als tegen een groot aantal agressieve stoffen.  

    De verschillende coatingslagen worden door middel van een centrifugeproces bij een lage procestemperatuur op de schroef aangebracht. Door de lage procestemperatuur en het ontbreken van waterstofontwikkeling vindt er geen beïnvloeding van de materiaaleigenschappen plaats en is er dus geen kans op waterstofbrosheid.  
    Het aantal lagen van de coating, de hechting tussen deze lagen en de totale (gelijkmatige) laagdikte van de verschillende deklagen zijn van groot belang voor de uiteindelijke corrosiebescherming van het gecoate stalen product. Daarnaast geldt: hoe hoogwaardiger de gebruikte organische coating, hoe groter de levensduurverwachting. Voor bevestigingsmaterialen met een Duplex systeem (maar ook voor gewone verzinkte producten) geldt ook dat een goede behandeling (nadat ze de fabriek verlaten hebben) essentieel is voor de totale levensduur. Een goede opslag en goede verwerking op de bouw (wat beschadigingen aan de coating doet voorkomen) is van essentieel belang voor de totale levensduur van het product. Dit is dan ook meteen het nadeel voor de roestwerendheid van stalen bevestigingsmateriaal voorzien van coating ten op zichte van RVS bevestigingsartikelen. RVS bevestigingsmaterialen zijn namelijk gemaakt van 'door en door' corrosiebestendig materiaal terwijl de gecoate bevestigingsartikelen het moeten hebben van hun beschermlaag. 

    Stalen (bevestigings)artikelen met een hoge kwaliteit roestwerende coating zijn in veel toepassingen een beter alternatief dan de RVS bevestigingsmiddelen. Er zijn echter verschillende merken, soorten en kwaliteiten coatings verkrijgbaar met ieder zijn eigen specifieke eigenschappen of toepassing. De soort coating maar ook de nauwkeurigheid en manier van aanbrengen van roestwerende coatings op bevestigtingsartikelen bepaald de kwaliteit en de levensduur. Zo zijn bijvoorbeeld niet alle coatings voldoende zuurbestendig tegen de chloraminezuren die de chloordamp in zwembaden bevat. Dacromet coatings bijvoorbeeld kunnen wel goed standhouden in neutrale en basische klimaten (zoutsproeitesten), maar niet goed standhouden in zure klimaten (Kersternich test). De Dynaplus AR-coating is door verschillende tests zeer goed bestand gebleken tegen zuren en lijkt hiermee goed geschikt voor gebruik in dergelijke zure atmosferen zoals zwembad- en stalomgevingen.  

    Toepassingsgebied
    Geschikt voor een breed scala aan toepassingen; zowel binnen als buiten. De toepassing van deze coatingssystemen op bevestigingsartikelen is voornamelijk bekend in de automotive industrie. 
    Onze Dynaplus AR-coating is door de goede chemische resistentie tevens goed geschikt gebleken voor de toepassing in zwembadomgevingen (chloride), stalomgevingen (ammonia) en bijvoorbeeld in houtsoorten met veel zuren zoals eiken, red cedar en gemodificeerde houtsoorten zoals Accoya hout (azijn).  

    Corrosiewerendheid van duplex coatings

    • Variërend tussen 500 en 1500 uur in zoutsproeitest volgens ISO 9227  
    • Variërend tussen de 10 en 25 cycli Kersternich test volgens ISO 3231 

    Maximale toepassings temperatuur
    250 graden Celcius 

    Er zijn verschillende merken op gebied van Duplex systeemcoatings 

    • Dacromet
    • Geomet
    • Delta
    • Magni
    • Ruspert 

    1.3 Eigenschaften

    Systeem voor aanduiding van sterkteklassen
    De aanduiding voor sterkteklassen van bouten, schroeven en tapeinden bestaat uit twee getallen gescheiden door een punt, zoals 8.8 of 10.9. Het getal links van de punt bestaat uit één of twee cijfers en geeft 1/100 van de nominale treksterkte in Newton/mm² (Megapascal) weer. Het getal rechts van de punt geeft 10 keer de verhouding tussen de minimale vloeigrens, 0,2% rekgrens of de proefspanning bij 0,0048d ongelijkmatige verlenging en de nominale treksterkte. Deze waardes zijn vindbaar in de onderstaande tabel. 

    Voor producten met een beperkte belastbaarheid door de vorm van de kop en/of de steel dient voor de normale sterkteklasse aanduiding een 0 geplaatst te worden (voorbeeld: 08.8). Dit komt binnen ons leverprogramma van onze ‘standaard’ DIN genormeerde bevestigingsartikelen echter niet voor.  

    De gegevens in onderstaande tabel geven de mechanische eigenschappen voor bouten, schroeven en tapeinden weer bij een beproeving in een omgevingstemperatuur van 10° C tot 35° C volgens NEN-ISO 898/1. Deze eigenschappen veranderen bij hogere- of lagere temperaturen. Deze gegevens gelden voor schroeven met een nominale d 39 mm, voorzien van metrische schroefdraad en bestaande uit gelegeerd- of niet gelegeerd staal. De minimale treksterkten gelden alleen voor schroeven met een nominale lengte 2,5 d. De minimale hardheden gelden voor schroeven met een nominale lengte l 2,5 d en voor producten die niet volgens een trekproef beproefd kunnen worden. 

       

    1. 1. Voor bouten en schroeven van de sterkteklasse 8.8 met een diameter kleiner dan 16 mm bestaat een verhoogd afschuifrisico van de moeren wanneer de schroefverbinding boven de proefspanning wordt aangedraaid. De norm DIN-ISO 898/2 dient hier als richtlijn.
      2. Voor staalconstructiebouten ligt de grens bij M12.
      3. De sterkteklasse 9.8 geldt alleen voor nominale diameter d kleiner dan 16 mm. 

    De proefkracht volgens de volgende tabel is axiaal op bout toegepast en gedurende 15 seconden vastgehouden. De proef is geslaagd met als criterium dat de boutlengte ná de test niet is toegenomen, met een tolerantie van ± 12,5 μm. Voor de gebruiker is de volgende tabel een hulpmiddel om de meest geschikte keuze te maken. 

    Onderstaande tabel is een uittreksel uit EN ISO 898-1; een proefkracht voor ISO schroefdraad.

    Draad Ø 

    Nenn-spannings doorsnede As, Nenn mm2 

    Sterkteklasse 

    4.6 

    4.8 

    8.8 

    10.9 

    12.9 

    Proefkracht (As, NenSp) in N 

    M3 

    5,03 

    1130 

    1560 

    2290 

    4180 

    4880 

    M3,5 

    6,78 

    1530 

    2100 

    3940 

    5630 

    6580 

    M4 

    8,78 

    1980 

    2720 

    5100 

    7290 

    8520 

    M5 

    14,2 

    3200 

    4400 

    8230 

    11800 

    13800 

    M6 

    20,1 

    4520 

    6230 

    11600 

    16700 

    19500 

    M7 

    28,9 

    6500 

    8960 

    16800 

    24000 

    28000 

    M8 

    36,6 

    8240 

    11400 

    21200 

    30400 

    35500 

    M10 

    58 

    13000 

    18000 

    33700 

    48100 

    56300 

    M12 

    84,3 

    19000 

    26100 

    48900 

    70000 

    84800 

    M14 

    115 

    25900 

    35600 

    66700 

    95500 

    112000 

    M16 

    157 

    35300 

    48700 

    91000 

    130000 

    152000 

    M18 

    192 

    43200 

    59500 

    115000 

    159000 

    186000 

    M20 

    245 

    55100 

    76000 

    147000 

    203000 

    238000 

    M22 

    303 

    68200 

    93900 

    182000 

    252000 

    294000 

    M24 

    353 

    79400 

    109000 

    212000 

    293000 

    342000 

    M27 

    459 

    103000 

    142000 

    275000 

    381000 

    445000 

    M30 

    561 

    126000 

    174000 

    337000 

    466000 

    544000 

    M33 

    694 

    156000 

    215000 

    416000 

    570000 

    673000 

    M36 

    817 

    184000 

    253000 

    490000 

    678000 

    792000 

    M39 

    976 

    220000 

    303000 

    586000 

    810000 

    947000 

    Verhoogde temperaturen kunnen veranderingen veroorzaken in de mechanische en functionele eigenschappen van een bevestigingsartikel. Tot een temperatuur van 150°C zijn er geen schadelijke effecten bekend die een verandering van de mechanische eigenschappen veroorzaakt. Bij temperaturen boven de 150°C tot 300°C moet het functioneren van het bevestigingsartikel goed onderzocht worden. 

    Hieronder de richtlijn van de vloei/rekgrens van staal bij verhoogde temperaturen. 

    Richtlijnen van vloei/rekgrens bij verhoogde temperaturen 

    Afname 0,2% rekgrens bij verhoogde temperatuur 

    Temperatuur in graden Celsius: 

    + 20° 

    + 100° 

    + 200° 

    + 250° 

    + 300° 

    Klassenaanduiding 

    0,2% rekgrens in N/mm2  

    5.6 

    300 

    270 

    230 

    215 

    195 

    8.8 

    640 

    590 

    540 

    510 

    480 

    10.9 

    940 

    875 

    790 

    745 

    705 

    12.9 

    1100 

    1020 

    925 

    875 

    825 

    1.4 Technische Beratung

    Deze gegevens gelden voor bouten en schroeven met sterkteklassen volgens NEN-ISO 898/1 waarbij beneden M3 geen nauwkeurige breuk- en beproevingskrachten bepaald kunnen worden of bij korte bouten en schroeven van M3 t/m M10 door de geringe lengte niet beproefd kunnen worden.  

    Deze gegevens gelden niet voor stelschroeven met binnenzeskant van DIN 913 t/m DIN 916 en niet voor oppervlakte geharde bouten en schroeven en verder voor bouten en schroeven met sterkteklassen 3.6, 6.8 en 9.8.


    Minimum breukdraaimomenten volgens DIN-267/25

    Nominale 

    Spoed  

    Sterkteklassen 

     afmeting 

    mm 

    4.6 

    4.8 

    5.6 

    5.8 

    8.8 

    10.9 

    12.9 

    M3 

    0,5 

    0,92 

    0,96 

    1,1 

    1,1 

    1,5 

    1,9 

    2,1 

    M4 

    0,7 

    2,1 

    2,2 

    2,5 

    2,6 

    3,6 

    4,4 

    4,9 

    M5 

    0,8 

    4,5 

    4,7 

    5,5 

    5,6 

    7,6 

    9,3 

    10 

    M6 

    1 

    7,6 

    7,9 

    9,1 

    94 

    13 

    16 

    17 

    M7 

    1 

    14 

    14 

    16 

    17 

    23 

    28 

    31 

    M8 

    1,25 

    19 

    20 

    23 

    24 

    33 

    40 

    44 

    M10 

    1,5 

    39 

    41 

    47 

    49 

    66 

    81 

    90 

     

    *) De minimum breukdraaimomenten gelden voor bouten en schroeven met schroefdraadtoleranties 6g, 6f of 6e. 

     

    De treksterkte van een materiaal is een maatstaf om de mechanische eigenschappen van een materiaal te classificeren. Praktisch is de vloeigrens (soms ook de 0,2%-rekgrens of Rp 0,2) veel meer van belang. Immers, als het materiaal tot de treksterkte komt, is het reeds sterk plastisch vervormd. 

    De treksterkte is de maximale mechanische spanning die een materiaal bereikt als het plastisch vervormd wordt. Voor de meeste staalsoorten vindt dit plaats vóór het vloeien van het materiaal (= vloeigrens) en na de proportionaliteitsgrens (grens waarbij de wet van Hooke geldig is). 

    Als het materiaal deze spanning langdurig opgelegd krijgt, dan zal er breuk optreden. Grafisch is dit duidelijk te zien in het zogenaamde spanning-rekdiagram. De treksterkte geeft op deze manier ook aan waar insnoering begint, tenzij het materiaal zo bros is dat er geen insnoering plaatsvindt. Dan breekt het materiaal zodra de spanning gelijk is aan de treksterkte. 

    De eenheid van treksterkte is MPa (of psi) en kan variëren van 10 MPa en minder voor sommige polymeren tot meer dan 5000 MPa voor koolstofvezels.
     

    De treksterke van enkele materialen:

    Materiaal 

    Treksterkte (σUTS) 
    (MPa) 

    Staal 

    400 

    Hogetrektestaal

    760 

    Roestvast staal koudgewalst 

    860 

    Gietijzer 4.5% C 

    170 

    Titanium legering (6% Al, 4% V) 

    900 

    Aluminium legering 

    455 

    Koper commercieel zuiver 

    220 

    Messing 

    250 

    Nylon, type 6/6 

    75 

    Rubber 

    15 

     

    De vloeigrens is een materiaalconstante die het punt in een spanning-rekdiagram beschrijft waarop een ductiel materiaal "begint te vloeien". Dit is het punt waarop er plastische vervorming begint op te treden. Bij sommige materialen is de overgang van elastisch naar plastisch gebied (σ constant) goed definieerbaar in het spanning-rekdiagram. Andere materialen (bijvoorbeeld zacht staal) hebben meer een geleidelijkere overgang. Hierdoor is een consequente definitie van de vloeigrens moeilijker. Meestal wordt dan gewerkt met de 0,2%-rekgrens of kortweg; de rekgrens. Dit punt treedt op wanneer er, naast de elastische rek bepaalt door de elasticiteitsmodulus, een supplementaire rek van 0,2% optreedt (zie afbeelding). 
    In de (werktuig)bouwkunde wordt de sterkte van een materiaal gekarakteriseerd door de rekgrens. Het materiaal keert namelijk altijd elastisch terug naar de begintoestand als het materiaal ontlast wordt. Aangezien de meeste materialen nog vloeien na het overschrijden van de vloeigrens, bouwt men op die manier zekerheid in. Wanneer een materiaal onderworpen wordt aan krachten in meerdere richtingen, dan kan een "vloeikromme" gedefinieerd worden die aangeeft voor welke combinaties van krachten het materiaal begint te vloeien.  


    Waardetabel 
    Onderstaande tabel geeft een ruwe schets van de waarde van de vloeigrens. Deze waarde varieert al naargelang de warmtebehandeling of koudvervorming die het materiaal heeft ondergaan, maar is ook sterk afhankelijk van (in het geval van de metalen) de gebruikte legeringselementen. 

     

    Materiaal 
    Gewoon staal250
    Hogetrekstaal690
    Roestvast staal (AISI 302, koud gewalst)520
    Titaniumlegering (6% AI, 4% V)830
    Aluminiumlegering400
    Koper commercieel zuiver70
    Kevlar3620
    Nylon45

    Voor de juiste keuze van voorspankracht en aandraaimoment, is het van groot belang dat men de juiste wrijvingscoëfficiënt µ kent. Maar door de veelvoud aan materialen en verschillende oppervlaktebehandelingen is het heel lastig om deze vast te stellen. Hierbij komt nog bij dat het gebruik van smeermiddelen de wrijvingscoëfficiënt µ kan verlagen. 

    Hieronder vind je een richtlijn van wrijvingscoëfficiënten bij verschillende staten van oppervlakte en smering van stalen bevestigingsartikelen. 

    De manier van aandraaien is ook van invloed op het aandraaimoment. Die kan ook in meer of mindere mate een grote invloed hebben op de eindwaarden. 

     

    2. Befestigungsmaterial aus Edelstahl

    2.1 Material

    Roestvast staal (ook wel RVS, roestvrij staal of inox genoemd) is een ijzerlegering van hoofdzakelijk: ijzer, chroom, nikkel en koolstof. Het moet minstens 11-12% chroom bevatten. Wanneer het chroom met zuurstof in aanraking komt, vormt het een onzichtbaar laagje chroom(III)oxide (ook genaamd: dichroomtrioxide - Cr2O3), de oxidehuid. Dit laagje beschermt het onderliggende metaal tegen verdere roestvorming (oxidatie). Deze laag wordt ook wel de passivatielaag genoemd. 

    Naast chroom bevat RVS ook vaak nikkel en molybdeen ter verhoging van de corrosieweerstand. Ook diverse andere legeringselementen kunnen, meestal in geringere gehalten, worden gebruikt in RVS legeringen om het materiaal de gewenste eigenschappen te geven. Door de grote weerstand tegen corrosie vertoont roestvast staal nauwelijks roestvorming bij normaal gebruik in de atmosfeer.  

    De samenstellingen van RVS kwaliteiten zijn verschillend en daardoor heeft elke type zijn specifieke eigenschappen. Belangrijk is een juiste balans tussen ferriet- en austenietvormers.

    De benaming ‘roestvrij staal’ is algemeen ingeburgerd, maar wordt door metallurgen liever niet gebruikt. Zij spreken van roestvast staal, want RVS kan namelijk wel roesten. Het corrosiegedrag van alle metalen is afhankelijk van de legerings-elementen. RVS bevat het legeringselement chroom (passieve laag) en roest hierdoor veel trager. Het roesten van RVS gebeurt veelal in putjes en vlekjes die na verloop van tijd het metaal kunnen doorboren. Meestal gebeurt dit zonder dat hierbij roestlaagjes loskomen (zoals bij staal). Dit zorgt echter voor een geleidelijke verzwakking van de constructie en doet het mooie uiterlijk teniet. De bruine roestvlekjes kan men meestal relatief gemakkelijk wegvegen of schuren (vliegroest), maar dit neemt niet weg dat de corrosie zich in de diepte gewoon doorzet en dat de roestvlekjes opnieuw zullen verschijnen.

    Chroom (Cr)
    In roestvast staal is chroom het belangrijkste legeringselement en bij blootstelling aan een oxiderend milieu vormt zich een chroomoxidelaag welke bestendig is tegen corrosie. De corrosieweerstand neemt toe met de toename van het aandeel chroom. Chroom is echter een typische ferrietvormer en bij een toenemend percentage chroom in Duplex zal deze gecompenseerd  moeten worden door andere elementen. Dit is om de juiste balans tussen ferriet en austeniet te behouden. 

    Koolstof (C)
    Koolstof is het belangrijkste legeringselement in staal. Met een toenemende percentage koolstof neemt de sterkte en de hardbaarheid van het staal toe, terwijl de vervormbaarheid, smeedbaarheid en de lasbaarheid afneemt. Een staalsoort met veel koolstof is daardoor moeilijk bewerkbaar. Als een staalsoort geen (of nauwelijks) koolstof bevat, wordt er van ongelegeerd staal gesproken.  

    Nikkel (Ni)
    Nikkel is een austenietvormer en dus essentieel om samen met de ferrietvormers (zoals chroom) een juiste balans te verkrijgen in de Duplex metalen. Het percentage nikkel in Duplex RVS bedraagt ongeveer de helft van het percentage nikkel in RVS kwaliteiten uit de 300-serie. 

    Stikstof (N)
    De rol van stikstof in de Duplex metalen is divers. De voornaamste reden om stikstof toe te voegen is de verbeterde weerstand tegen put- en spleetcorrosie; een typisch kenmerk van de Duplex metalen. Stikstof is ook vele malen kleiner dan ijzer (factor 1500) en is dus heel eenvoudig oplosbaar in metalen. Ze zorgen wel voor barrières bij vervormingen. Tenslotte is stikstof ook een uitstekende austenietvormer. Het stikstofpercentage in Duplex is zo hoog mogelijk om de uiteindelijke balans tussen ferriet en austeniet te kunnen behouden. 

    Molybdeen (Mo)
    Molybdeen versterkt de functie van chroom. Met name in een chloridehoudende omgeving waar spleet- en putcorrosie vaak voorkomt. Die versterking treedt op bij een chroomgehalte van minimaal 18%. Molybdeen is echter een ferrietvormer en daardoor is het percentage gelimiteerd tot maximaal 4%. 

    Koper (Cu)
    Door toevoeging van koper aan Duplex metalen neemt de corrosieweerstand (met name tegen zwavelzuur) toe. 

    Mangaan (Mn)
    Mangaan is een austenietvormer en een goedkoop alternatief voor nikkel (ca. factor 10 goedkoper).

    Silicium (Si)
    Silicium is evenals mangaan in iedere staalkwaliteit aanwezig. Het is onder andere afkomstig uit ijzererts. Silicium verhoogt de sterkte en de slijtvastheid. Het wordt in verenstaal toegepast omdat het de rekgrens aanzienlijk verhoogt. In hittevaste stalen verbetert silicium de weerstand tegen oxidatie. In verband met de nadelige invloed op de warm- en koudvervormbaarheid kan silicium niet onbeperkt worden toegevoegd. 

    Titaan (Ti)
    Titaan heeft een grote affiniteit tot zuurstof, stikstof, zwavel en koolstof. In roestvast staal wordt titaan gebruikt om koolstof te binden, waardoor het materiaal ongevoelig wordt voor interkristallijne corrosie. In hoogvaste, microgelegeerde staalkwaliteiten vormt titaan uitscheidingen die met name de rekgrens verhogen en korrelverfijnend werken. 

    Vanadium (V)
    Vanadium werkt korrelverfijnend en wordt daarom wel aan fijnkorrelige staalkwaliteiten toegevoegd. Het is een sterkte carbidevormer die vaak wordt toegepast in gereedschapsstaal, waardoor de slijtvastheid en de ontlaatbestendigheid verbeterd worden. 

    Wolfram (W)
    Wolfram is een sterke carbidevormer. Het verbetert de taaiheid, gaat korrelgroei tegen, verbetert de warmvastheid en ontlaatbestendigheid alsmede de slijtvastheid bij hogere temperaturen. Wolfram wordt met name toegepast in gereedschapsstaal, snelstaal en warmvaste staalkwaliteiten.

    Roestvast staal wordt afhankelijk van zijn metallurgische structuur in verschillende families onderverdeeld, te weten de volgende vier: austenitische, martensitische, ferritische en Duplex roestvaste stalen.

    In de basis zijn dit verschillen in samenstelling tussen de families in de toevoegingen koolstof, chroom en nikkel. 

    Familie 

    C (Koolstof) 

    Cr (Chroom) 

    Ni (Nikkel) 

    Austeniet

    < 0,2 % 

    16 – 28 % 

    3,5 – 36 % 

    Martensiet

    < 0,2 – 1,2 % 

    12 – 17 % 

    < 6,0 % 

    Ferriet 

    < 0,2 % 

    12 – 29 % 

    < 1,5 % 

    Duplex 

    < 0,03 % 

    24 – 27 % 

    4,5 – 7 % 

    De meest gebruikte en ook bekendste roestvaste staalsoorten behoren tot de groep van de austenitische roestvaste stalen. Ook in bevestigingsmaterialen komt deze staalsoort het meest voor. 

    In de AISI-indeling worden deze de 300-serie genoemd met als bekende voorbeelden AISI 304 en -316. De austenitische roestvaste staalsoorten beslaan wereldwijd ongeveer 70% van de totale RVS productie. De meest voorkomende austenitische RVS-soort is type 304, ook bekend als RVS A2 of type 18/8 vanwege de aanwezigheid van 18% chroom en 8% nikkel. Een tweede veelvoorkomende RVS-soort uit de 300-serie is type 316, ook bekend als RVS A4 of type 18/10 vanwege de aanwezigheid van 18% chroom en 10% nikkel. Type 316 heeft een betere corrosiebestendigheid dan type 304 door een toevoeging van 2-3% molybdeen. 

    Austenitisch RVS bevat ongeveer 70% ijzer en heeft een maximum percentage van 0,15% koolstof, minimaal 16% chroom en genoeg nikkel of mangaan om de austenitische structuur bij alle temperaturen te behouden.  

    Het chroom zorgt in principe voor een goed hechtende, onzichtbare, passieve laag aan het oppervlak die het onderliggende metaal afschermt. Deze laag noemt men de passivatielaag. Het nikkelgehalte zorgt ervoor dat de meeste RVS soorten niet (of nauwelijks) magnetisch zijn. Doordat er nikkel in zit is de staalsoort niet hardbaar door warmtebehandeling en vindt er dus geen faseovergang plaats door opwarming of afkoeling. Austenitisch RVS kan door koudvervorming worden gehard, maar de bevestigingsartikelen bereiken daarbij niet de hardheid van bijvoorbeeld gehard staal. 

    De mechanische eigenschappen van austenitisch roestvrij staal kunnen worden verhoogd door in koudvorming het materiaal te verstevigen. Ook voor het vervaardigen van bevestigingsmaterialen is de austenitische staalsoort de meest voorkomende soort. Met name RVS A2 en -A4 zijn veel gebruikte voorbeelden. RVS A1 komt nagenoeg niet voor in de reguliere bevestigingsartikelen. In de internationale ISO-norm 3506 ”Bevestigingsonderdelen uit roestvaststaal” is uit een groot aantal varianten een beperkte keuze gemaakt uit austenitische roestvaststaalsoorten die geschikt zijn voor bevestigingsonderdelen. 

    Hieronder worden de typische kenmerken van de drie verschillende austenitische staalgroepen behandeld.

    RVS A1 (AISI 303)
    Dit is een draaikwaliteit die uitsluitend wordt toegepast wanneer bevestigingsonderdelen verspanend worden vervaardigd. Door het hogere fosfor- en zwavelgehalte wordt een betere verspaanbaarheid verkregen. De corrosieweerstand wordt hierdoor echt wel verminderd en deze kwaliteit is dan ook minder geschikt voor hoge- en lage temperaturen. RVS A1 wordt ook wel een RVS automatenstaal genoemd. Deze staalgroep komen we in de reguliere bevestigingsmaterialen niet tegen.  

    RVS A2 (AISI 304)
    De meest universele en gangbare staalgroep voor koudvervormde bouten, schroeven en moeren met een uitstekende corrosiewering in normale atmosferische omgevingen, natte omgevingen en tegen oxiderende en organische zuren en vele alkalische- en zoutoplossingen. Deze kwaliteit is ook uitermate geschikt voor toepassing bij zeer lage- en hoge temperaturen.  

    RVS A4 (AISI 316)
    Door toevoeging van 2-3% molybdeen en een verhoging van het nikkelgehalte, is A4 de meest corrosiebestendige staalgroep. Het wordt in het bijzonder toegepast in agressieve media zoals: zeeklimaat (chloriden/zouten), industrieklimaat (zwaveldioxide), bij oxiderende zuren en daar waar putvormige corrosie kan optreden.

    Martensitische staaltypen zijn goed te bewerken staaltypen met een hoge hardheid en rekgrens, maar hebben een verminderde corrosiebestendigheid. Ze zijn onderdeel van de 400-serie in de AISI-indeling. Martensitische RVS soorten zijn goed te harden door middel van een warmtebehandeling. Deze RVS soort wordt vaak gebruikt waar een hoge hardheid en sterkte noodzakelijk is. 

    Deze staalsoort wordt ook wel chroomstaal genoemd vanwege het hoge aandeel van chroom. De martensitische roestvast staalsoorten kenmerken zich daarnaast door een hogere koolstofgehalte (0,20 – 1,10 %) dan de austenitische en ferritische typen (< 0,1 %).   

    Martensitische RVS soorten zijn altijd (ferro)magnetisch. Over roestvast staal wordt vaak gezegd dat het materiaal niet magnetisch is. Toch is dit niet geheel waar. Martensitisch RVS soorten zijn wel degelijk magnetisch. Maar ook austenitische soorten zoals RVS A2 en A4 kunnen heel licht magnetisch zijn vanwege het koud vervormen van het materiaal. Het onderscheid tussen martensitische- en austenitische RVS soorten kunnen je merken aan de sterkte van het magnetisme. RVS 410 kan bijvoorbeeld net zo magnetisch worden als gewoon staal, maar austenitische RVS soorten niet. Hier kan men vaak slechts heel lichtjes het magnetisme waarnemen. De sterkte van het magnetisme zegt overigens niets over de kwaliteit van RVS en de corrosiewerendheid van het materiaal. Hiervoor is alleen een metallurgisch onderzoek mogelijk om de samenstelling van het RVS te achterhalen. 

    RVS 410 (AISI 410)
    Naast de veelgebruikte austenitische RVS soorten A2 en A4 zien we tegenwoordig steeds vaker ook martensitische RVS soorten gebruikt worden voor bevestigingsartikelen. Een voorbeeld hiervan zijn de RVS 410 schroeven die wij zelf onder de merknaam ‘Topdrill’ verkopen. Het grote voordeel van RVS 410 tegenover RVS A2 en A4 is dat het materiaal veel harder is. Dit komt doordat deze RVS soort wel goed na te harden is door middel van een warmtebehandeling. Hierdoor kan dezelfde sterkte als koolstofstaal gehaald worden. Echter is de corrosiebestendigheid beduidend minder dan die van RVS A2 of A4 door een hogere koolstofgehalte.

    Ferritisch RVS
    Ferritisch roestvast staal vormt met martensitische roestvast staal de AISI 400-serie. Het grootste verschil met de martensitische RVS-soort is dat deze niet hardbaar is.  Het koolstofgehalte is zo laag, dat ze door een warmtebehandeling niet gehard kunnen worden. De ferritische roestvaste staalsoorten hebben op veel punten eigenschappen, die overeenkomen met ongelegeerd staal. Ferritisch roestvast staal is redelijk corrosievast.  

    Ferritisch roestvast staal bevat 13 tot 18% chroom als kenmerkend legeringselement. Door koud-deformeren is versteviging mogelijk, maar dit effect is minder dan bij austenitisch roestvast staal.  

    Deze RVS soort komt eigenlijk niet voor in bevestigingsmateriaal. Dit materiaal is geschikt voor toepassingen in een minder agressief milieu. Het is goed bewerkbaar, maar heeft een lagere corrosiebestendigheid dan de 300-serie door de lagere percentages chroom en nikkel. De corrosiebestendigheid is daarentegen wel beter dan die van de martensitische staalsoorten. Ferritische staalsoorten zijn magnetisch. 

    Duplex RVS
    Er zijn ook speciale roestvaste staalkwaliteiten die bekend staan onder de naam: Duplex roestvast staal. Duplex is een chroomnikkelstaal dat de laatste jaren aan belang heeft gewonnen. Vanwege zijn ferritische- austenitische structuur wordt het ook wel Duplex staal genoemd. Het gehalte aan chroom ligt tussen de 24% en 27%, het nikkelgehalte tussen 4,5% en 7% en het molybdeengehalte tussen 2% en 6%. 

    Duplex heeft twee hele goede eigenschappen. Het heeft een grotere sterkte en het heeft een hogere corrosieweerstand. Maar door het lage nikkelpercentage is Duplex wel moeilijker te bewerken. Hierdoor is Duplex staal ongeschikt voor het produceren van bevestigingsartikelen.  

    Alleen bij Duplex RVS 1.4547 is bekend dat er soms schroeven van gemaakt worden vanwege de voorschriften voor het gebruik van bevestigingsmiddelen in omgevingen waar putcorrosie een rol speelt, bijvoorbeeld in zwembadomgevingen. Echter is onlangs uit praktijkonderzoek gebleken dat deze RVS soort onvoldoende ongevoelig is voor put- en spleetcorrosie in een atmosfeer met chloor en is hierdoor nog steeds ongeschikt als toepassing in constructieve bevestigingen in zwembadomgevingen..  

    Duplex wordt steeds meer toegepast in speciale agressieve klimaten of atmosferen zoals bij de constructie van chemische apparaten of bij het transport van aardgas en in boorplatforminstallaties. 

    Door diverse bewerkingen die bevestigingsartikelen van roestvast staal ondergaan, kunnen aan de buitenzijde van het metaaloppervlak veranderingen ontstaan. Hierdoor wordt het roestvaste karakter tijdelijk of blijvend aangetast. Normaal beschermt een passieve oxidehuid het metaal tegen verdere corrosie. Deze laag wordt in stand gehouden door een bijzondere eigenschap van roestvast staal. Als het metaaloppervlak namelijk wordt beschadigd, dan zal in aanwezigheid van voldoende zuurstof het metaal bij de beschadiging spontaan opnieuw oxideren en zal de passieve laag zichzelf herstellen. Er zijn echter omstandigheden waarbij dit herstel niet plaatsvindt. Door diverse bewerkingen kan het evenwicht dusdanig verstoord worden, dat de passieve toestand verdwijnt en herstel uitblijft. Dit kan optreden bij bewerkingen als lassen, buigen of verspanen. Hierbij kan de oxidehuid worden verontreinigd met ijzerdeeltjes, waardoor de roestvaste eigenschappen verdwijnen en corrosie kan optreden.

    Om dit euvel tegen te gaan is er een methode ontwikkeld om het metaal te voorzien van een nieuwe passieve laag. Het is hierbij meestal gewenst de bewerkte producten eerst te ontvetten met een oplossing van natronloog (NaOH) en daarna te beitsen met een mengsel van salpeterzuur (HNO3) en waterstoffluoride (HF). Met het beitsen wordt een dunne laag van het metaaloppervlak en de bestaande oxidehuid opgelost; inclusief verontreinigingen. Doordat bij het beitsen ijzer sneller in oplossing gaat dan chroom, wordt de oxidehuid effectief verrijkt aan chroom.

    Het eigenlijke passiveren geschiedt door een behandeling in een bad met salpeterzuur waarbij de oxidehuid wordt hersteld en de passieve toestand terugkeert. Door deze behandeling krijgt het onderliggende metaal zijn oorspronkelijke corrosiebescherming terug.

    2.2 Technische Beratung

    Je ziet bij bevestigingsmiddelen vaak het type RVS omschreven met daarachter een getal, bijvoorbeeld: ‘’RVS A2 70’’ 


    De staalgroepen en sterkteklassen worden in een viervoudige letter- en cijfercode aangeduid. De letter geeft de staalsoort aan:

    A = Austenitisch staal
    C = Martensitisch staal
    F = Ferritisch staal  


    Het eerste cijfer na de letter geeft het legeringstype binnen de groepen A-C en F aan. De laatste 2 cijfers geven de sterkteklasse aan; bijvoorbeeld: A2 – 70 betekent: Austenitische staalsoort (koudverstevigd) en met een treksterkte van minstens 700 N/mm2.  

    De mechanische eigenschappen van austenitisch roestvrijstaal worden verhoogd door in koudvorming het materiaal te verstevigen. Het materiaal is in tegenstelling tot de veredelingsstaal soorten, bijvoorbeeld voor sterkteklassen van staal 8.8 en 10.9, thermisch niet houdbaar en kan dus niet door middel van warmtebehandelingen versterkt worden.

    De materiaalkwaliteiten A1, A2 en A4 zijn in 3 sterkteklassen ingedeeld, namelijk: 50, 70 en 80. Het getal van de sterkte is gelijk aan 1/10 deel van de treksterkte in N/mm2.

    Bijvoorbeeld: klasse 70 heeft een minimale treksterkte van: 70 x 10 = 700 N/mm 

     

     

    Minimum breukdraaimomenten in Nm. 

    Nominale afmeting 

    Sterkteklasse 50 

    Sterkteklasse 70 

    Sterkteklasse 80 

    M-1,6  

    0,15 

    0,2 

    0,24 

    M-2  

    0,3 

    0,4 

    0,48 

    M-2,5  

    0,6 

    0,9 

    0,96 

    M-3  

    1,1 

    1,6 

    1,76 

    M-4  

    2,7 

    3,8 

    4,32 

    M-5  

    5,5 

    7,8 

    8,8 

    Gegevens zijn verkregen door raadpleging van NEN – ISO 3506 

    0,2% rekgrens bij hogere temperaturen in % van de waarden bij kamertemperatuur roestvrijstaalgroep 

    RVS groep 

    + 100 °C 

    + 200 °C 

    + 300 °C 

    + 400 °C 

    A2 en A4 ** 

    85% 

    80% * 

    75% * 

    70% * 

     *)  Deze waarden gelden alleen voor de sterkteklasse 70. Voor de klasse 50 geldt DIN 17440. 

    **) Uit de austenitische staalgroep wordt de kwaliteit A1 normaal gesproken niet toegepast. 

    De gegevens in deze lijst dienen uitsluitend als richtlijn. Hieraan kan dus geen aansprakelijkheid ontleend worden. Austenitisch roestvrij staal is ten opzichte van „normale” staalsoorten taaier. Door de hoge wrijvingscoëfficiënten zal bij hetzelfde aandraaimoment een lagere voorspankracht in de bout ontstaan. Smering kan deze wrijving verminderen. 


    Austenitisch roestvrij staal heeft ten opzichte van „normale” staalsoorten een grotere neiging tot „vreten”, of ook wel het ontstaan van een koudlasverbinding. Het combineren van A2 en A4 zal hiervoor geen oplossing bieden.


    Wij raden aan om de wrijvingscoëfficiënt per geval proefondervindelijk vast te stellen. Waarden, behorende bij andere wrijvingscoëfficiënten dan in de lijst zijn aangegeven, kunnen worden opgevraagd. Men dient er uitdrukkelijk rekening mee te houden dat door een andere wrijvingscoëfficiënt een grote verscheidenheid in de voorspankracht of het aandraaimoment kan optreden. De waarden zijn theoretisch verkregen; gebaseerd op een voorspankracht van 90% van de minimum trekgrens van de bout tijdens montage. 

     

    Voor weinig corrosieve milieus, zoals een normale buiten atmosfeer, kan prima RVS A2 gebruikt worden. Er moet wel rekening gehouden worden met de afwerking van het RVS product. De oppervlakte beïnvloedt namelijk sterk de corrosiebescherming en het onderhoud. Hoe fijner/gladder (geschuurd) het oppervlakte is, hoe resistenter tegen corrosie.

    In het geval van een schroef of bout zal er dan ook altijd als eerste corrosie ontstaan tussen de schroefdraad of bijvoorbeeld bij de bit-indruk waar sterke en scherpe vervormingen zijn aangebracht tijdens de productie van het bevestigingsartikel.  

    In meer agressieve milieus moet voor het gebruik van bevestigingsmaterialen RVS A4 worden aangeraden.  

    Deze milieus kunnen zijn:
    - in een zone van 20km vanaf de kustlijn.
    - in milieus met sterke verontreiniging door industriële activiteiten (ijzer of zwavel).
    - in de buurt van spoorwegen of drukke verkeersknooppunten.

    Een lastige eigenschap bij het verwerken van roestvast stalen bevestigingsartikelen is de kans op ‘vreten’ van het materiaal. Het fenomeen koudlas (galling) ontstaat bij schroefdraadverbindingen van RVS. Koudlas is een vorm van slijtage veroorzaakt door wrijving tussen twee glijvlakken.

    Vooral als deze verbindingen machinaal in elkaar worden gezet ontstaat er een hoge mate van wrijving. Hierdoor gaan bout en moer met elkaar versmelten. Twee bevestigingsdelen, bijvoorbeeld een bout en een moer, zitten dan vast aan elkaar, zonder dat de onderdelen die zij verbinden op spanning zijn. Dit fenomeen komt bijvoorbeeld ook voor bij het aandraaien van borgmoeren door de extra weerstand die er door de kunststof ring wordt gecreëerd. Een preventieve oplossing is de bout en moer extra in te smeren met smeermiddel.

    Hoe taaier de RVS soort, hoe groter de neiging tot vreten. Hierdoor hebben de austenitisch RVS soorten hier in de regel meer last van dan martensitische RVS soorten. Echter, doordat RVS bouten doorgaans door koudvervorming geproduceerd worden, hebben deze bouten een harder (koudverstevigd) oppervlakte en een gladde (gerolde) schroefdraad. Vreten treedt tegenwoordig minder op dan vroeger toen bouten nog voornamelijk warm vervormd werden. Voorwaarde is wel dat producten zuiver zijn en vrij van bramen en vreemde metaaldeeltjes. Starre verbindingen gedragen zich daarbij nog beter dan elastische.

    De magnetische eigenschap van RVS wordt bepaald door de kristalstructuur, dus door de samenstelling van het soort RVS. Roestvaste staalsoorten met tussen de 6 en 26% nikkel (de 300-reeks uit de AISI) zijn austenitisch en daarom niet-magnetisch in geleverde toestand. Nikkel zorgt ervoor dat het staal in zijn austenitische toestand blijft tijdens het afkoelen. De overige elementen verhogen de corrosieweerstand en verwerkbaarheid van het staal.

     

    Bij sterke koudvervorming verandert de kristalstructuur echter, waardoor wel licht magnetische eigenschappen kunnen optreden bij austenitische RVS soorten. Martensitische, ferritische en duplex roestvaste staalsoorten zijn daarentegen altijd magnetisch. 

     

    Schroeven worden vanwege de mogelijkheid om na te kunnen harden nog wel eens van RVS-410 gemaakt. Deze RVS soort bevat geen nikkel en er kan door de koudvervorming wel degelijk magnetisch worden. De mate hiervan kan echter verschillen per schroef of batch en is dus niet erg stabiel magnetisch.

    Enkele aanbevelingen ter voorkoming van ‘vreten’ van RVS bouten en moeren:  

    1. Een (extra) smeermiddel op de bout-moer verbinding gebruiken met bijvoorbeeld een chloor parafine, molykoteglijlak, hogedrukolie, corrosiewerend vet, maar al met al werkt vrijwel alle soorten van smeermiddel wel om het fenomeen tegen te gaan.
    2. Je kunt ook een van de oppervlakten voorzien van een (extra) beschermende laag zoals het elektrolytisch verzinkenen en duplex- en teflon coatings. 
    3. De producten moeten schoon zijn. Er mogen geen verontreinigingen zoals spanen, metaaldeeltjes en zandkorrels in de verbinding terecht komen. Deze extra wrijving kan heel gemakkelijk leiden tot koudlasverbindingen.
    4. De schroefdraad mag niet beschadigd zijn waardoor onregelmatige klemming ontstaat. Pas dus op voor het hergebruiken van RVS bouten en moeren. 
    5. Het scheef opdraaien van de moer moet vermeden worden. 
    6. Het aandraaien van de moer dient gelijkmatig en met een laag toerental te geschieden. Indien machinaal verwerkt met een zo laag mogelijk toerental aandraaien en geen slaggereeschap gebruiken.
      • - AISI (American Iron and Steel Institute) 

        - ASTM A240 (American Society for Testing and Materials) 

        - Europese norm EN 10088

        - EN 10088-1 (samenstelling, fysische eigenschappen) 

        - EN 10088-2 (vlakke producten, mechanische eigenschappen) 

        - EN 10088-3 (lange producten, mechanische eigenschappen) 

        - ISO 3506 standaard voor bevestigingsmiddelen uit roestvast staal

    3. Korrosion und Befestigungsmaterialien

    3.1 Allgemein

    Corrosie is de aantasting van metalen door oxidatie. Het is een elektrochemisch proces dat een grote economische impact heeft. De bekendste soorten corrosie zijn de aantasting van metaaloppervlakken door zuurstof en water in de lucht, zoals het roesten van ijzer en het groen uitslaan van koper. Met de term roest wordt over het algemeen hetzelfde bedoeld als corrosie.

    Eigenlijk slaat roesten alleen maar op de corrosie van ijzer. Corrosie brengt veiligheidsrisico's, het falen van dragende constructies en grote kosten met zich mee. Jaarlijks bedraagt hiermee de schade als gevolg van corrosie op zo’n 17,5 miljard euro. In Nederland gaat een kleine 10% van het nationaal bruto product verloren door corrosie. Per seconde gaat er wereldwijd zo'n 5 ton staal door corrosie "verloren". Het totale staalverlies per jaar door corrosie is hiermee 16x de totale staalproductie van Corus staal in IJmuiden. 

    Corrosiebestendigheid is dus een belangrijk onderwerp. Zeker als het gaat om bevestigingsmaterialen die vaak constructief in een bouwwerk worden gebruikt. Maar corrosie is geen eenvoudig probleem.

    Als voorbeeld nemen we hiervoor wat er gebeurt met het oppervlak van een ijzeren plaat als daar een druppel water op valt. 

     

    Stap 1 
    Wanneer staal in contact komt met water begint er een elektrochemisch proces.. Aan het oppervlak wordt het ijzer geoxideerd tot ijzer(II). 


    Stap 2
    De elektronen die vrijkomen verplaatsen zich naar de uiteinden van de waterdruppel, waar er meer opgeloste zuurstof voorhanden is. Ze reduceren de zuurstof en het water tot hydroxylgroep-ionen.

    Stap 3
    De hydroxide ionen reageren met de ijzer(II)-ionen en nog meer opgeloste zuurstof om ijzeroxide te vormen. Deze hydratatie is veranderlijk. De waterdruppel bevat nu ijzer(II) ionen en hydroxide ionen. Deze vormen een neerslag van ijzer(II)hydroxide. Onder invloed van water en zuurstof kan het ijzer(II)hydroxide verder worden geoxideerd tot roest (= ijzer(III)oxide). 
     

    Roest is dus gehydrateerd ijzer(III)-oxide. Corrosie gaat sneller in zeewater door de hogere concentratie aan natriumchloride-ionen, waardoor de oplossing beter geleidt. Roesten kan ook versneld worden door zuren, en vertraagd door basen. Gehydrateerd ijzeroxide is doorlaatbaar voor lucht en water, waardoor het metaal ook blijft verder roesten als er reeds een roestlaag bestaat. Uiteindelijk wordt de gehele ijzermassa omgezet in roest. 

    De corrosiebestendige eigenschappen van behandelde stalen bevestigingsartikelen kun je meten door een klimaattest uit te voeren in een zogenaamde nevelkast. De meest voorkomende testvariant is zoutsproeitesten. Hier wordt de atmosferische corrosiebestendigheid van een (stalen) product getest. Er zijn hiervoor verschillende testmethodes die verschillende omgevingen nabootsen. In de meeste gevallen wordt er een agressief milieu gecreëerd in de nevelkast om een roestproces te versnellen. Zoutsproeitesten kunnen in zowel een neutraal als zuur (azijn) milieu worden uitgevoerd.

    Zoutsproeitesten
    In zout water worden alle corrosieprocessen versneld, maar ook zuurstof is daarin een oxidator. Door de natrium- en chlorideionen is het geleidingsvermogen in zout water veel hoger dan in zuiver water en is de kortsluitstroom van de corrosiecel ook veel hoger. Dit proces kan door gebruik van een zoutsproeitest nagebootst worden in laboratoria. Er zijn heel veel verschillende testmethodes ontwikkeld op het gebied van zoutsproeitesten, maar de meest gebruikelijke binnen-bevestigingsmaterialen zijn de zoutsproeitesten volgens DIN EN ISO 9227 NSS en volgens ASTM B117.

    ASTM B117
    De Amerikaanse norm ASTM B117 is de oudste en meest gebruikte ASTM corrosietest standaard. Het is een neutrale zoutsproeitest voor corrosieonderzoek. De ruime grenzen maken de test makkelijk te beheren, maar limiteren de reproduceerbaarheid. Hierdoor zijn de resultaten alleen geschikt voor vergelijk binnen dezelfde testserie. De ASTM normen werken niet met meetwaarden conform het internationale systeem. Concentraties worden opgegeven in % of ppm’s wat omrekening naar metrische eenheden noodzakelijk maakt. Een omrekening die in de praktijk vaak vergeten wordt.   

    De ASTM B117 is zoals opgegeven primair geschikt voor onderling vergelijk van resultaten. De praktische toepassing van deze test is met name voor statische objecten zoals: hekwerken, meubels en dergelijke. Voor deze toepassing is er een goede correlatie tussen testresultaat en praktijk. Een link naar de automobielindustrie is niet geschikt/haalbaar met deze test. Praktijktesten wijzen uit dat de verkregen resultaten uit de ASTM B117 niet reëel zijn voor de automobielindustrie.

    ISO 9227
    De ISO 9227 is evenals de ISO 7253 een Europese norm. Waar de 723 alleen een neutrale test beschrijft is de 9227 een universele norm voor het uitvoeren van zowel neutrale, azijnzure als een koper versnelde test. De selectie voor het type test wordt bepaald door het achtervoegsel. De term NSS staat voor Neutral Salt Spray.  

    De norm is hierdoor universeel voor meerdere substraten en testmogelijkheden. Met de verbetering van corrosietestapparatuur, waardoor nauwkeurigere regeling mogelijk werd, zijn ook de normen verder aangescherpt. Zo ook in deze norm, zoals in onderstaande tabel zichtbaar is. ISO 9227 heeft evenals de 7253 een minimale inhoud voor het kabinet. Deze inhoud staat genormeerd vanaf 400 liter. Deze limiet is bepaald door het oneven sproeibeeld van oude kabinetten. Kleine (moderne) corrosie test kabinetten kunnen wat sproeibeeld betreft aan deze norm voldoen, maar zijn nog steeds niet conform de norm. Evenals de ISO 7253 beschrijft deze norm een kalibratie voorschrift. Echter dienen de panelen nu conform ISO 3574 geprepareerd te worden tot een mat uiterlijk en gedurende 48 uur ononderbroken getest te worden. De corrosietest voldoet aan de norm wanneer de afdracht van de massa op 70 mg/m2 (+/- 20mg/m2) ligt. 

    Bovenstaande testmethodes lijken sterk op elkaar. Bij beide testmethodes worden de schroeven gedurende een bepaalde tijd bij een temperatuur van 33-37°C met zoutnevel besproeid in een zoutsproei- of zoutnevelkast waarbij de zoutnevel constant is van concentratie, dichtheid en pH. Er moet iedere 48 uur worden gecheckt hoe de schroef zich bestand houdt in dit zoute klimaat en er moet worden gekeken naar de zichtbare percentage rode en/of witte roest wat op de schroef aangetroffen wordt. De testresultaten moeten in een logboek worden bijgehouden.  

    Onze Dynaplus AR-coating schroeven doorstaan meer dan 1500 uur zonder zichtbaar witte of rode roest in de reguliere zoutsproeitest volgens ASTM B117. 

    NORD-test methode
    De NORD-test methode is een cyclische klimaattest gebaseerd op een zoutneveltest. In deze klimaattest wordt de duurzaamheid van een stalen schroef getest door deze in bepaalde cycli in een nevelkast, met een steeds veranderend klimaat, met zoute nevel te besproeien. Hiermee worden verschillende condities en weersomstandigheden van een zeer extreme buitenomgeving nagebootst. Cyclische corrosietesten zijn de zwaarste testen die kunnen worden uitgevoerd. Een cyclische test is een combinatietest van voorgaande normen en verwijzingen. De condities in het kabinet variëren gedurende gedefinieerde perioden. Deze klimaatwisselingen zorgen voor een extreem versnelde corrosie van de geteste objecten.   

    Deze NORD-test wordt uitgevoerd door het Zweedse geaccrediteerde testinstituut RI.SE. Dit laboratorium is geaccrediteerd door het Zweedse SWEDAC, die deze NORD-test NT MAT 003 hebben ontwikkeld. De zoutsproeitest in de NORD-test wordt uitgevoerd volgens ISO 11997-1 Methode B. Het bepalen van de corrosiviteitsklasse van de schroef wordt getest door de blootstelling volgens ISO 9226. De meting van de laagdikte van de coating volgens SS-EN ISO 1463.  

    Een zoutsproeitest kan alleen worden toegepast op behandeld staal omdat de aantasting door corrosie wordt gemeten (door het wegvreten van de beschermingslaag) d.m.v. laagdiktemetingen. Om de corrosiebestendigheid van verschillende producten te kunnen vergelijken zijn er verschillende corrosiviteitsklasses bepaald: C1, C2, C3 en C4.  Tijdens de corrosietest word het testgebied van het monster periodiek visueel onderzocht op zichtbare corrosie. De test stopt wanneer een schroef meer dan 10% van elementaire metaalcorrosie vertoond (rode roest). 

    Één testcyclus komt overeen met 7 dagen en bestaat uit: 

    • 24 uur zout volgens de norm ISO 9227 NSS. 
    • 96 uur condensatie volgens de norm DIN 50017 KFW (8 uur op 100% RH en 40°C, gevolgd door 16 uur bij 75% RV en 23°C). 
    • 48 uur conditionering bij 23 °C en 50% RV.
       
    Corrosiviteitsklasse 

    Testtijd in cycli  

    Testtijd in uren 
    C1 ≤ 0,6 - < 1,6 ≤ 100 - < 269 
    C2 ≤ 1,6 - < 4,1 ≤ 269 - < 689 
    C3 ≤ 4,1 - < 8,9 ≤ 689 - < 1495 
    C4≤ 8,9 ≤ 1495 

    Afhankelijk van de uitslag van de beschreven duurzaamheidstest krijg je het bijbehorende keurmerk voor de corrosiviteitsklasse waar de schroef in valt. C4 is hierin de hoogst haalbare corrosiviteitsklasse voor schroeven. Het C4-keurmerk is essentieel voor de verkoop van kwaliteitsschroeven in Scandinavië. Naast het doorstaan van de cyclische zoutsproeitesten worden er laagdiktemetingen gedaan. Jaarlijks moeten er steekproefsgewijs nieuwe schroeven getest worden om te meten of de nodige kwaliteit nog steeds gehaald wordt. Onze Dynaplus® AR-coating schroeven voldoen aan de kwaliteitseisen van de hoogste corrosiviteitsklasse C4 en tonen hiermee een technische levensduur aan van minimaal 15 jaar.

    Kesternich test 
    De Kesternich test volgens ISO 3231 (of ASTM G87) is een condenswisseltest in een zuur milieu. Op deze manier wordt een industriële omgeving nagebootst waar ook zwaveldioxidegas voorkomt. Een andere ‘zure’ omgeving in de praktijk is bijvoorbeeld een zwembadatmosfeer. Hier veroorzaakt chlooramine zoutzuurvorming.

    De Kesternich test is dus een cyclische klimaattest waarbij er in bepaalde cycli met condens en droogtijd gewerkt wordt. In de gesloten testkast waarin de monsters worden geëxposeerd, heerst gedurende de eerste 8 uur van een etmaal een atmosfeer van 100% relatieve luchtvochtigheid bij een temperatuur van 40°C waaraan bij aanvang een bepaalde hoeveelheid SO2 (zwaveldioxide) wordt toegevoegd. Na deze 8 uur wordt de kast ontlucht, gaat de verwarming uit en blijven de monsters voor de volgende 16 uur bij kamertemperatuur en heersende RV staan. Hierna wordt de condens/temperatuur/SO2 atmosfeer weer opgebouwd en herhaalt de testcyclus zich weer gedurende de volgende 24 uur. Dit gaat zo door tot het aantal cycli dat is vereist bereikt is. Dat kan variëren van 2 tot bijvoorbeeld 50 (of meer). 

    De Kesternich test komt men tegen in diverse normen en specificaties. Enkele voorbeelden zijn: Qualicoat voor gepoedercoat aluminium, Qualisteelcoat, specificaties voor bouten en schroeven, specificaties van coil-coatsystemen en van diverse lakken voor op auto’s en verkeersobjecten. In de Kesternichkast worden ook varianten van de test uitgevoerd door het inblazen van andere gassen (bijvoorbeeld CO2 of NH3) en door het handhaven van andere temperaturen. 

    Één testcyclus komt overeen met 24 uur en bestaat uit: 

    • 16 uur 100% luchtvochtigheid bij 50°C en met inbreng van 1 liter zwaveldioxidegas bij een kastvolume van 300 liter. 
    • 8 uur ventileren met lucht op kamertemperatuur. Hierdoor drogen de onderdelen. 

    Hoenderdaal heeft diverse bevestigingsartikelen met verschillende soorten oppervlaktebehandelingen laten testen door een onafhankelijk keuringsinstituut. Uit deze Kesternich test bleek dat elektrolytisch verzinkt staal niet goed bestand is tegen deze zure atmosfeer. Hierbij moet opgemerkt worden dat deze test volgens ISO 3231 bijzonder agressief is. Desalniettemin is duidelijk dat de deklaag van bevestigingsmaterialen voorzien van een duplexcoating, zoals de Dynaplus AR Coating, vele malen langer meegaan in de Kesternich test dan de standaard verzinkt stalen schroef. Onze Dynaplus AR-coating schroeven doorstaan meer dan 25 cycli in de Kersternich test. Verder is het opmerkelijk dat zinc-flake coatings zoals de Dacromet-coating, zeer slecht bestand blijkt te zijn tegen zuren. Al na slechts één cyclus begon het te roesten. Hieruit blijkt dat dat zinc-flake coatings goed standhouden in neutrale en basische klimaten (zoutsproeitesten), maar niet goed standhouden in een zuur klimaat zoals de Kersternich test. 

    Tekstvak

    3.2 Arten von Korrosion

    Er kunnen diverse typen corrosie onderscheiden worden, waarbij verschillende chemische reacties een rol spelen. De belangrijkste corrosiereactie is die waarbij zuurstof uit de atmosfeer, in combinatie met water of vocht uit de atmosfeer, reageert met ijzer of een ander metaal en dit weer terugbrengt in de geoxideerde toestand waarin het oorspronkelijk ook aanwezig was in de aarde. Het doel van corrosiebescherming is dus dit natuurlijke proces zo veel mogelijk te vertragen. Soorten corrosie:

    1. Zuurstofcorrosie
    2. Uniforme corrosie
    3. Zuurcorrosie
    4. Corrosie door zwerfstromen
    5. Galvanische corrosie (contactcorrosie)
    6. Put- en spleetcorrosie
    7. Spanningscorrosie

    De bekendste soort corrosie is de aantasting van metaaloppervlakken door zuurstof en water in de lucht, zoals het roesten van ijzer. Zuurstofcorrosie treedt op in een vochtige omgeving die neutraal of basisch is. Een omgeving (of oplossing) kan basisch, neutraal of zuur zijn. De pH is een maat voor de zuurgraad (ook wel zuurtegraad) van een waterige oplossing.  

    Zure omgeving
    Bijvoorbeeld azijnzuur, zoutzuur of zwavelzuur. Zure oplossingen een pH lager dan 7, dus een hoge zuurgraad. 

    Basische omgeving
    Bijvoorbeeld ammoniak. Basische oplossingen hebben een pH hoger dan 7 en dus een lage zuurgraad.

    Neutrale omgeving
    Bijvoorbeeld leidingwater. In een neutrale omgeving is de pH-waarde 7 (neutraal).

    https://www.nace.org/uploadedImages/Corrosion_Central/Corrosion_101/uniform2.jpgBij uniforme corrosie vindt gelijkmatige aantasting plaats over het hele oppervlak, veroorzaakt door de atmosfeer. Dit is het uniform corroderen van oppervlakten zonder beschermende oxidelaag (zoals bijvoorbeeld staal). De snelheid van dit type corrosie hangt in eerste instantie af van de luchtvochtigheid. In zee of industriële omstandigheden (aanwezigheid van Cl-ionen of SO2) ontstaan hygroscopische corrosieproducten die de corrosievorming sterk bevorderen.

    Deze vorm van uniforme aantasting is eigenlijk de minst schadelijke corrosievorm omdat er vanuit praktijkproeven (zie testen van corrosiewerendheid) in een bepaald milieu inzage gekregen kan worden in de aantastingssnelheid en daarmee in de levensduur van een metalen product of onderdeel in datzelfde milieu. 

    Atmosferische corrosie doet zich voor bij metalen die worden blootgesteld aan weersinvloeden. De mate waarin corrosie optreedt wordt bepaald door twee belangrijke factoren: de vervuiling van de lucht (vaste- en gasvormige verontreiniging) en het vochtgehalte van de lucht. Een voorbeeld van uniforme corrosie is de atmosferische corrosie van koolstofstaal die tot gevolg hiervan een gelijkmatige wanddikteafname heeft.  

    Uniforme corrosie komt voor bij bepaalde combinaties van legeringen en milieus zoals:

    - Staal in zeewater
    - Verzinkt staal in verzuurd regenwater
    - Aluminium in natriumhydroxide
    - Koper in salpeterzuur
    - Roestvaststaal in zwavelzuur en in organische zuren op hogere temperatuur

    Bij zuurcorrosie reageren metalen met een zuur tot een metaalzout en waterstofgas. Zuurcorrosie treedt op bij blootstelling van een metaal aan een zuurhoudend elektroliet (pH <7). De heftigheid van deze vorm van corrosie hangt, behalve van de sterkte van het zuur, ook sterk af van de plaats van het metaal in de zogenaamde spanningsreeks. Het moet hierin aan de linkerzijde van waterstof vermeld worden. Hoe verder het in deze reeks naar links staat, hoe heftiger de reactie. De corrosie van batterijpolen op een accu of batterij zijn een voorbeeld van zuurcorrosie.

    De belangrijkste bronnen van zwerfstromen in de bodem zijn de spoor- en tramlijnen en enkele grote elektrolysebedrijven (chloor- en aluminiumproductie). Je zou het een elektrische bodemvervuiling kunnen noemen. Wisselstromen zijn betrekkelijk ongevaarlijk. Maar gelijkstromen kunnen de oorzaak zijn van aantasting van metalen voorwerpen in de bodem zoals pijpleidingen en olie- en benzinetanks. Zwerfstromen gaan gedeeltelijk door deze metalen voorwerpen en daarbij ontstaan anode- en kathodeplaatsen. Meestal op vaste plaatsen zodat er op de anodeplaatsen versnelde corrosie optreedt. Een middel hiertegen is de zogenaamde kathodische bescherming.

    Galvanische corrosie wordt ook wel contactcorrosie of bimetallische corrosie genoemd. Galvanische corrosie wordt veroorzaakt door elektrische spanning tussen twee verschillende metalen die met elkaar in contact zijn (potentiaalverschil). Een groter potentiaalverschil resulteert in een snellere aantasting van het materiaal

    Contactcorrosie treedt op als twee aan elkaar bevestigde metalen worden blootgesteld aan een neutraal elektroliet (pH ca. 7). Dit is een zout opgelost in water; meestal in de vorm van regenwater of nat geworden vuil. Hierdoor wordt er een elektrisch spanningsverschil opgewekt waardoor er een verschil in elektrisch potentiaal van de twee metalen ten opzichte van de elektrolyt ontstaat. Voor het minst edele metaal in de spanningsreeks leidt dit tot een potentiaalverhoging (anode) waardoor versnelde corrosie optreedt, terwijl het andere “edelere” metaal dankzij de potentiaalverlaging (kathode) juist minder zal corroderen. Van dit verschijnsel wordt bewust gebruikgemaakt bij kathodische bescherming. Dit alles is alleen mogelijk in aanwezigheid van zuurstof, opgelost in de elektrolyt. 

    Ieder element heeft de neiging om terug te gaan naar zijn oervorm. Voor de metalen betekent dit: terug naar de ertsverbinding. Dit is meestal de oxidevorm. Iedereen kent het corrosieproduct van ijzer, ijzeroxide, als roest. Zo is het corrosieproduct van aluminium: aluminiumoxide.  

    Er is een verschil in corrosiesnelheid tussen de diverse metalen. Dit verschil is weergegeven in de spanningsreeks der metalen waarbij de potentiaalverschillen worden gemeten ten opzichte van de standaard waterstofelektrode H, waarbij aan H een potentiaal van 0 is toegekend. De metalen die snel corroderen noemen we onedele metalen (ijzer, zink, magnesium en aluminium), de metalen die heel langzaam corroderen noemen we halfedele metalen (koper) en de metalen die helemaal niet corroderen noemen we de edele metalen (goud, zilver en platina).
     
    U kunt contactcorrosie het meest eenvoudig vermijden door gebruik te maken van gelijke metaalsoorten. Een verzinkte schroef (zink) mag dus niet gecombineerd worden met RVS (nikkel). Gebruik in een RVS scharnier dan ook altijd schroeven van roestvast staal. Dit staat niet alleen mooier, maar is ook duurzamer. Mocht het gebruik van gelijke metaalsoorten geen optie zijn, isoleer dan de metalen op het punt waar ze contact maken. Dit kunt u doen door gebruiken te maken: PVC, teflon, nylon onderlegringen, strips of busjes. Maar ook coatings op bevestigingsmaterialen kunnen ook als isolator dienen mits deze natuurlijk niet worden beschadigd. 

    Vanuit corrosie oogpunt is het dus wenselijk dat het materiaal of de oppervlaktebehandeling van de bevestiger van hetzelfde materiaal vervaardigd is als het plaatmateriaal. Als de bevestiger om technische redenen van een ander materiaal vervaardigd moet zijn dan het plaatmateriaal, kan de beste materiaal combinatie aan de hand van de onderstaande ‘richtlijn contactcorrosie’ worden vastgesteld worden.

    Richtlijn contactcorrosie 

    Materiaal bevestigingsmiddel  

     

    Zink en verzinkt staal 

    Aluminium/ aluminium legeringen 

    Staal en ijzer 

    Messing /koper/ 

    brons 

    Austenitisch roestvaststaal (AISI 304/316) 

    Organische coatings (Duplex) 

    Zink en verzinkt staal  

    A 

    B 

    B 

    C 

    C 

    A 

    Aluminium en aluminium legeringen  

    A 

    A 

    B 

    C 

    B 

    A 

    Staal en ijzer  

    AD 

    A 

    A 

    C 

    B 

    A 

    Messing/koper/brons  

    ADE 

    AE 

    AE 

    A 

    B 

    B 

    Ferritisch roestvaststaal (AISI 430)  

    ADE 

    AE 

    AE 

    A 

    A 

    ADE* 

    Austenitisch roestvaststaal (AISI 316/304)  

    ADE 

    AE 

    AE 

    AE 

    A 

    ADE* 

     

    A 

    Corrosie van de te bevestigen materialen wordt niet beïnvloed door het bevestigingsmiddel 

     

    Corrosie van de te bevestigen materialen wordt slechts weinig verhoogd door het bevestigingsmiddel

     

    Corrosie van de te bevestigen materialen kan aanzienlijk worden verhoogd door het bevestigingsmiddel  

     

    De nabehandeling van het bevestigingsmateriaal wordt aangetast, zodat blank metaal overblijft 

     

    Corrosie van het bevestigingsmateriaal wordt verhoogd door de te bevestigen materialen. Niet aan te bevelen.  

     

    mits de coating niet beschadigd wordt bij gebruik/inschroeven geeft dit veel minder kans op contactcorrosie 

    https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/a/a6/Zinkanode-nieuw.jpgKathodische bescherming (KB) is een secondaire beschermingsvorm van een metalen product. Deze methode van corrosiebestrijding berust op het principe van potentiaalverlaging van het te beschermen object. De bescherming is een elektrochemische methode om corrosie te bestrijden van stalen producten die zich in een geleidend medium bevinden. Onder een geleidend medium wordt verstaan: water of een bodem waarin (bijna) altijd water aanwezig is. 

    Door de potentiaal voldoende te verlagen wordt de anodereactie van ijzer tot ijzerionen zo sterk vertraagd dat hij praktisch te verwaarlozen is. Het te beschermen voorwerp, bijvoorbeeld een pijpleiding in water of in de grond, wordt daarbij kathode. Aan deze buis vindt alleen de kathodische waterreductie plaats (waterstofgas vorming). De stroom die daarvoor nodig is wordt meestal beschermstroom genoemd. De benaming 'beschermstroom' is eigenlijk incorrect, want het gaat om de potentiaal (spanning) en die moet dan ook regelmatig gecontroleerd worden. 

    Een kathodische bescherming wordt uitgevoerd met een galvanisch systeem, met behulp van een offeranode, of met een stroomopdruksysteem. Bij opgedrukte stroom wordt kathodische bescherming meestal toegepast in combinatie met een coating op het te beschermen systeem. Bij toepassing van opofferingsanodes is het te beschermen object vaak niet gecoat. Denk hierbij aan offshore constructies en damwanden. Zeeschepen zijn altijd voorzien van opofferingsanodes, maar tegelijkertijd ook altijd gecoat. 

    Het systeem werd in 1824 voor het eerst toegepast in Engeland door Sir Humphrey Davy. Houten schepen, bekleed met koperen platen, werden beschermd door middel van blokken weekijzer. Het minst edele metaal, het weekijzer, loste op, maar het koper bleef vrij van corrosie. Deze methode wordt nog steeds toegepast. Nu zijn het vaak stalen schepen die worden beschermd door zinkblokken op het staal aan te brengen. Kathodische bescherming is net als corrosie van metaal (staal) in de bodem of in water een elektrochemisch proces. Dit wil zeggen dat bij de chemische reacties elektronen worden overgedragen. Het principe en de werking van kathodische bescherming laat zich het beste beschrijven aan de hand van de reacties die optreden bij een corrosie- of lokaalelement. Dit proces wordt ook wel galvanische corrosie genoemd. 

    Kathodische bescherming wordt doorgaans als secundaire beschermingsmethode tegen corrosie toegepast. De primaire bescherming tegen corrosie wordt meestal verkregen door middel van een coating. Met gebruik van een coating wordt de benodigde beschermstroom voor de KB sterk gereduceerd. Kathodische bescherming op een gecoat object heeft als bijkomend voordeel dat specifiek op plaatsen waar de coating is beschadigd of andere plaatsen met verminderde (elektrische) weerstand, de stroomdichtheid en daardoor de bescherming lokaal toeneemt. 

    Aanbevelingen ter voorkoming van contactcorrosie

    • In eerste instantie kan het worden voorkomen door het gebruik van ongelijke materiaalparen te vermijden. Let bij RVS schroeven ook op het gebruik van de juiste bit. Een stalen bitje laat sporen van staal achter in de RVS schroef waardoor contactcorrosie kan ontstaan. Gebruik bijvoorbeeld altijd een RVS bitje bij RVS schroeven. 
    • Indien er toch, met de aanwezigheid van een stof in de omgeving die als katalysator kan dienen, verschillende materiaalsoorten worden gebruikt is het verstandig om de materialen van elkaar gescheiden te houden door middel van isolering. Het isoleren van de metalen op het punt waar ze contact hebben kan bijvoorbeeld door: rubber, kunststof, coating of verflaag.  
    • Probeer combinaties waar het oppervlak van het minst edele metaal erg klein is te vermijden. De stroomdichtheid is groter als de stroom van een klein naar een groot oppervlak loopt. Het bevestigingsmateriaal is meestal klein ten opzichte van het te bevestigen materiaal. Het materiaal van de bevestiger moet dus, indien niet in hetzelfde edele materiaal, hoger in de galvanische reeks liggen indien mogelijk. Wanneer twee metalen bij aanwezigheid van een elektrolytische vloeistof een elektrisch spanningsverschil opwekken, ontstaat er een galvanische celwerking waarbij het onedelere metaal in oplossing gaat en zich opoffert ten gunste van het edelere metaal. Deze contactcorrosie verloopt ingrijpender, naarmate het potentieel verschil groter is en het oppervlak van het onedelere metaal groter is dan van het edelere. Passief austenitische roestvaststaal is edel, terwijl verbindingsartikelen meestal verhoudingsgewijs een klein oppervlak hebben t.o.v. de constructie.

    http://wetenschap.infonu.nl/artikel-fotos/custor/4029141718.jpgPutcorrosie is een gevaarlijke vorm van corrosie welke niet goed zichtbaar is. Bij putcorrosie ontstaat er een put in het oppervlak doordat de beschermlaag beschadigd is. Deze beschermlaag, ook wel de oxidelaag genoemd, moet het staal in principe beschermen tegen corrosie. Echter, in sommige gevallen wordt deze beschermlaag beschadigd. Als het dan ook nog eens in aanraking komt met water welke chloor bevat, dan kan de beschermlaag dit putje niet herstellen. Dit putje, mits niet behandeld, wordt uiteindelijk steeds dieper en vormt een grote put. 


    Putcorrosie treedt op bij materialen die zich tegen corrosie beschermen met een oxidelaag zoals bijvoorbeeld RVS en aluminium. Hierbij penetreren deeltjes (vaak chloride-ionen) de beschermende laag. De gevoeligheid van een legering voor putcorrosie wordt aangegeven met de pitting resistance equivalent (PRE). De corrosieweerstand wordt uitgedrukt in het PREN-getal. Des te hoger het getal, des te groter de corrosieweerstand. Bij een PREN-waarde vanaf 40 en hoger is er geen gevaar voor pitting in chloorhoudende omgevingen zoals zwembaden. De PREN-waarde geeft de corrosieweerstand aan van roestvast staal tegen onder andere putcorrosie: PREn = %Cr + 3,3% Mo + 16%N
     

     

    Tekstvakhttp://wetenschap.infonu.nl/artikel-fotos/custor/02213141020.jpg

    Spleetcorrosie ontstaat in spleten en is overeenkomstig aan de putcorrosie. Het vormt zich net als de putcorrosie, maar heeft een iets ander uiterlijk. Het is een lokale aantastingsvorm die ontstaat in een ‘stilstaand’ corrosief medium. In de praktijk blijkt dat metalen minder beschermd zijn tegen spleetcorrosie dan tegen putcorrosie, omdat spleetcorrosie agressiever verloopt dan putcorrosie.  


    Zoals de naam aangeeft treedt spleetcorrosie op in spleten en kieren die opgevuld raken met water. In deze kieren en spleten kan het water niet voldoende ververst worden en ontstaat er een tekort aan zuurstof. Door dit tekort aan zuurstof treedt er verzuring op waardoor het minst edele metaal anodisch wordt en in oplossing gaat (roesten). Het legeringselement titanium vermindert de gevoeligheid voor put- en spleetcorrosie.  


    Praktische locaties van spleetcorrosie

    • Schroefdraad
    • Montagepunten
    • Scherpe hoeken
    • Extrusie profielen

    http://products.asminternational.org/fach/content/fach000/graphics/inline/i0001275.jpg 

    Tekstvak

    Onder spanningscorrosie wordt de scheurvorming verstaan die optreedt ten gevolge van de gelijktijdige in- of uitwendige trekspanning in een corrosief milieu. Niet alle metalen zijn gevoelig voor spanningscorrosie. De voorwaarden voor spanningscorrosie zijn:  

    • Spanningsgevoelig metaal
    • Corrosief medium
    • Spanning op het metaal

    Voor spanningscorrosie wordt vaak de afkorting SCC gebruikt (Engels: Stress Corrosion Cracking). Zoals de Engelse afkorting al suggereert, in het Nederlands wordt officieel ook gesproken van scheurvormende spanningscorrosie. Er ontstaan scheuren in de legering.  

    De austenitische roestvaststaal soorten AISI 316 en 304 zijn in een chloridehoudend milieu bij tropische temperaturen gevoelig voor dergelijke spanningscorrosie. Scheurvorming in roestvast stalen bevestigingsmaterialen in zwembaden (door aanwezigheid van chloor en constante spanningen) kan al bij kamertemperatuur voorkomen. En dat terwijl deze typen RVS juist veel gebruikt werden in binnenzwembaden. Men dacht dat RVS tegen corrosie bestand zou zijn. Chloride spanningscorrosie in roestvast staal treedt over het algemeen op als wordt voldaan aan drie voorwaarden:

    • Aanwezigheid van chloride in het water. Dit hoeft maar heel weinig te zijn, leidingwater met 50 mg/liter bevat al genoeg chloride.
    • Een temperatuur hoger dan 50-60 graden Celsius.
    • Aanwezigheid van trekspanningen in het onderdeel. Deze spanningen kunnen ook spanningen ten gevolge van 'koude deformatie' zijn. Zoals bijvoorbeeld bij de vorming van bevestigingsartikelen het geval is.

    Het tweede punt is echter flink ter discussie gesteld. Er is namelijk gebleken dat in binnenzwembaden reeds spanningscorrosie kan optreden bij temperaturen die veel lager liggen dan 50-60 graden Celsius. In Steenwijk is in 2001 een heel plafond ingestort en in Uster (Zwitserland) is in 1985 een betonnen zwembaddak ingestort ten gevolge van scheurvormende spanningscorrosie in roestvaststalen bevestigingsmiddelen. Om die corrosie tegen te gaan moet men dus teruggrijpen naar stalen bevestigingsmaterialen als alternatief op RVS. Echter, gewoon staal verzinkte bevestigingsmaterialen zijn niet goed roestwerend in dergelijke chloride omgevingen. Stalen producten voorzien van speciale roestwerende coatings vormen een beter alternatief voor de RVS bevestigingsmiddelen. Meer informatie over het gebruik van bevestigingsmiddelen in zwembadomgevingen is verderop in dit document beschreven.

    3.3 Korrosion in der Praxis

    Door een aantal ernstige incidenten in zwembaden in Nederland is de aandacht voor ophangconstructies en bevestigingsmaterialen in overdekte zwembaden sterk toegenomen. De oorzaak van deze ongevallen bleek te liggen in de corrosie van RVS plafondhangers en bevestigingsmaterialen. Al sinds 1989 zijn daarom in Duitsland austenitische RVS soorten in zwembaden verboden. In Nederland lette niemand, tot ruim 15 jaar geleden na het eerste incident met een ingestort zwembadplafond in Steenwijk, op de toepassing van deze materialen in overdekte baden. We zijn 15 jaar verder, maar er zijn nog veel incidenten gepasseerd na 2001 en er is nog steeds geen duidelijke richtlijn op tafel voor de zwembadbranche in Nederland. 

    Er is gebleken dat de standaard gebruikte austenitische roestvaststaal soorten AISI 304 (A2) en AISI 316 (A4) gevoelig zijn voor scheurvormende spanningscorrosie. In het verleden werd ervan uitgegaan dat RVS hiertegen bestand zou zijn, waardoor RVS op grote schaal in zwembaden is toegepast. Echter, door enkele ernstige incidenten en nader onderzoek is gebleken dat RVS niet bestand is tegen de atmosfeer in zwembaden. Het grote gevaar van spanningscorrosie in bevestigingsmaterialen is dat deze meestal niet zichtbaar is van de buitenkant, waardoor constructies `ineens’ kunnen bezwijken. In een Inspectiesignaal van het (toenmalige) ministerie van VROM* staat letterlijk: “Standaard RVS legeringen zijn volstrekt ongeschikt voor gebruik in dragende constructies boven het bassin in overdekte zwembaden”. 

    Scheurvormende spanningscorrosie wordt veroorzaakt door de combinatie van hoge luchtvochtigheid, chloordampen en de hoge temperaturen in overdekte zwembaden.

    1. Aanwezigheid van chloride in het water. Dit hoeft maar heel weinig te zijn. Leidingwater met 50 mg/liter bevat al genoeg chloride.
    2. Een temperatuur hoger dan 50-60 graden Celsius.
    3. Aanwezigheid van trekspanningen in het onderdeel. Deze spanningen kunnen ook spanningen ten gevolge van 'koude deformatie' zijn, zoals bijvoorbeeld bij de vorming van bevestigingsartikelen het geval is.

    Het tweede punt is echter onlangs ter discussie gesteld. Er is gebleken dat in binnenzwembaden reeds spanningscorrosie kan optreden bij temperaturen die veel lager liggen dan 50-60 graden Celsius. In Steenwijk is in 2001 een heel plafond ingestort ten gevolge van scheurvormende spanningscorrosie in roestvaststalen bevestigingsmiddelen.  
    Het probleem zit hem in de dragende delen zoals bevestigingsmiddelen, hangers voor plafonds en dergelijke. Bevestigingsmiddelen zijn onder andere: bouten, moeren, draadeinden, inslagankers en schroeven. Daarnaast betreft het delen in ophangconstructies zoals: plafondhangers, beugels, draad, kabels en lassen. In feite alles waardoor bij breuk van het onderdeel letsel kan ontstaan. De reden dat deze onderdelen zo gevoelig zijn voor spanningscorrosie is dat het materiaal koud gedeformeerd is. Zo is de schroefdraad in een bout of schroef koud gerold. Naast ophanging van plafonds met snelhangers gaat het om ophanging van verlichtingsarmaturen, luidsprekerboxen, bouten in glijbaantrappen, lassen in een duikplankconstructie, bevestiging van scoreborden aan de muur enzovoort. Op grotere hoogte zit het grootste gevaar omdat hier de corrosiviteit het hoogst is. Daar zal bruine roestvorming van RVS optreden en kunnen er haarscheuren ontstaan. Daarnaast zijn op grotere hoogte niet alleen de scheuren onzichtbaar, maar vaak zijn de bevestigingsmaterialen zelf ook onzichtbaar en alleen te bereiken voor een inspectie met kostbare ingrepen zoals hoogwerkers en steigers.

    Hangende delen zoals luchtbehandelingskanalen, plafonds, luidsprekers, lichtarmaturen etc. blijken in de praktijk meestal te zijn bevestigd met roestvaststalen bevestigingsmaterialen in de kwaliteiten T304 en T316. Van de circa 1000 overdekte zwembaden in Nederland (exclusief de privé binnenbaden) krijgt een kwart, wat de veiligheid betreft, een zware onvoldoende. 

    Oplossingen
    Van de RVS soorten 1.4539 en duplex RVS 1.4462 (mengsel van austerniet- en ferrietfasen) wordt gedacht dat deze aanmerkelijk beter geschikt zouden zijn voor toepassing in zwembadomgevingen dan de conventionele RVS soorten AISI 316 en 304. Deze twee RVS soorten zouden een verhoogde weerstand tegen put-, spleet-, spanning-, en scheur corrosie hebben bij relatief hoge chloridegehalte en tropische omstandigheden. Echter zijn deze RVS soorten nauwelijks verkrijgbaar in bevestigingsmaterialen en wordt deze theorie over de betere bestendigheid door enkele keuringsinstanties sterk in twijfel gesteld. Om put-, spleet-, spanning-, en scheurcorrosie in bevestigingsmiddelen van (ophang)constructies in zwembaden echt te voorkomen moet men dus teruggrijpen naar stalen bevestigingsmaterialen als alternatief op RVS. Echter zijn stalen bevestigingsmiddelen met een corrosiebescherming door een normale zinklaag van 5 Mu. (klasse 24) niet voldoende corrosiebeschermend gebleken tegen de ‘normale’ zuur- en zuurstofcorrosie in zwembadomgevingen.  
    De invloed van chloriden of andere agressieve zure stoffen op (verzinkt) staal kan worden tegengegaan door het aanbrengen van een organische deklaag over het verzinkte staalproduct. Deze coatinglaag werkt in feite als isolator en beschermt het staal tegen alle milieueffecten van buitenaf. Een dergelijke coatingsmethode wordt ook wel een Duplex systeem genoemd. Onze Dynaplus AR-coating C4 is een voorbeeld van een dergelijk Duplex coatingsysteem. Er wordt hierbij een metallische zinklaag van minimaal 5 μm aangebracht op de schroef als organische deklaag (ook op basis van zink), opgebouwd uit verschillende deklagen met in totaal een minimaal van 15 μm. Dit zorgt voor een uitstekende corrosieweerstand tegen zowel atmosferische invloeden als tegen een groot aantal agressieve stoffen. De verschillende coatingslagen worden in een centrifugeproces bij een lage procestemperatuur op de schroef aangebracht. Door de lage procestemperatuur en het ontbreken van waterstofontwikkeling, vindt er geen beïnvloeding van de materiaaleigenschappen plaats en is er dus geen kans op waterstofbrosheid.  
    Het aantal lagen van de coating, de hechting tussen deze lagen alsmede de totale (gelijkmatige) laagdikte van de verschillende deklagen, is van groot belang voor de uiteindelijke corrosiebescherming van het stalen product. Daarnaast geldt: hoe hoogwaardiger de gebruikte organische coating, hoe groter de levensduurverwachting. Voor bevestigingsmaterialen met een Duplex systeem (maar ook voor gewone verzinkte producten) geldt ook dat een goede behandeling nadat ze de fabriek verlaten hebben essentieel is voor de totale levensduur. Een goede opslag, een goede verwerking op de bouw, waardoor beschadigingen aan de coating worden voorkomen, is van essentieel belang voor de totale levensduur van het product. 
    Stalen (bevestigings-) artikelen met een hoge kwaliteit roestwerende coating zijn in veel toepassingen een beter alternatief op de RVS bevestigingsmiddelen. Er zijn echter verschillende merken, soorten en kwaliteiten coatings verkrijgbaar met ieder zijn eigen specifieke eigenschappen of toepassing. De soort coating, maar ook de nauwkeurigheid en manier van aanbrengen van roestwerende coatings op bevestigtingsartikelen, bepaald de kwaliteit en de levensduur.  Zo zijn bijvoorbeeld niet alle coatings voldoende zuurbestendig tegen de chloraminezuren die de chloordamp in zwembaden bevat. Dacromet coatings kunnen bijvoorbeeld goed standhouden in neutrale en basische klimaten (zoutsproeitest), maar niet in zure klimaten (Kersternich test). De Dynaplus AR-coating is door verschillende tests zeer goed bestand gebleken in zowel basische als zure klimaten en is hiermee goed geschikt voor gebruik in dergelijke bijzondere atmosferen zoals zwembadomgevingen.  

    Lijst met (bekende) incidenten in ophangconstructies van zwembaden:

    Ulster Zwitserland - 1985
    In 1985 stort het betonnen dak van het binnenzwembad naar beneden. Er komen 12 mensen om het leven en er raken 17 mensen zwaargewond. Het dak was bevestigd met RVS bevestigingsmaterialen en hing aan RVS draadeinden. 

    Steenwijk –  2001 

    Het houten systeemplafond inclusief het hele ventilatiesysteem in het overdekte subtropisch zwembad ‘De Waterwijck’ in Steenwijk was bevestigd met RVS bevestigingsmaterialen en stort in 2001 volledig in. De RVS ophangstangen waren door corrosie bezweken. Omdat het in de nacht gebeurde vielen er geen slachtoffers bij dit ongeluk.

    Deventer - 2002
    In zwembad De Scheg in Deventer is in 2002 een ventilatiesysteem uit het plafond gevallen en op de tribune van het wedstrijdbad terechtgekomen. Er waren vijftig zwemmers in het water, maar niemand raakte gewond. Direct na het ongeval werd het bad tijdelijk gesloten. De oorzaak van het naar beneden komen van het ventilatiesysteem is een afgebroken bout.

    Tilburg - 2011

    In zwembad Reeshof in Tilburg vallen in 2011 twee luidsprekers, hangend aan het plafond met roestvast  stalen kabels, naar beneden door scheurtjes in het roestvast staal. De luidsprekers vallen op een baby dat later in een ziekenhuis is overleden. Het meisje werd in het zwembad gereanimeerd en daarna naar het ziekenhuis in Rotterdam gebracht. De baby was met haar moeder in het peuterbadje. De 27-jarige moeder liep een forse hoofdwond op. De scheurtjes in de roestvrijstalen kabels waaraan de luidsprekers hingen zijn de oorzaak van het ongeluk in zwembad Reeshof. Door de vochtige chloordamp in het zwembad zijn door spanningscorrosie de scheurtjes ontstaan door spanningscorrosie. 

    Enschede - 2012
    In 2012 gaat overdekt zwembad Aqaudrome tijdelijk dicht wegens het vervangen van de aangetaste roestvaststalen draadeinden, waaraan het systeemplafond hangt.

    Overige incidenten
    Leusden – 2001  Een 13 jaar oude gegalvaniseerde stalen ophangconstructie bezwijkt.
    Leek - 2001  Ophanging systeemplafond stort in.
    Nijmegen - 2002  Drie jaar oude ophangconstructie systeemplafond bezwijkt in Sportfondsenbad.
    Lelystad – 2004  Breuk RVS-kabel van windverband in zwembad De Koploper.
    West-Terschelling – 2005 Plafondplaat stort neer door doorgeroeste ophangveer  in zwembad De Dobe. 


    Nieuwe richtlijn voor het gebruik van bevestigingsmaterialen in zwembadomgevingen 
    Hoenderdaal Fasteners werkt sinds 2013 samen met Corrodium bv uit Hoofdorp om onze Dynaplus AR-coating schroeven op te nemen in de nieuwe (internationale) praktijkrichtlijn voor gebruik van bevestigingsmiddelen in zwembadomgevingen. Corrodium is een onafhankelijk keuringsinstituut op het gebied van corrosie inspectie in de offshore- en zwembadbranche. Ze houden zich momenteel bezig met het schrijven van een nieuwe internationale richtlijn voor het gebruik van bevestigingsmaterialen in zwembadomgevingen. Dit is naar aanleiding van de bovengenoemde ongelukken en problematiek bij het gebruik van RVS A2 en RVS A4 bevestigingsmaterialen in de zwembadomgevingen.  
    De nieuwe richtlijn voor zwembadomgevingen wordt in een projectgroep van de NACE behandeld onder ‘’Task Group 498’.  NACE is de wereldwijde organisatie voor alles m.b.t. corrosie. Jan Heselmans, directeur van Corrodium en CL-Resist, is voorzitter van deze projectgroep.  
    Corrodium heeft begin 2014 een zoutsproeikast aangeschaft voor het uitvoeren van neveltesten. Ze hebben hiermee een uitgebreide Kersternich test volgens ISO 6988 afgerond. We hebben hier een positief testrapport voor onze Dynaplus AR-coating schroeven van mogen ontvangen. De Kersternich test is met name bekend in de dak- en gevelindustrie omdat deze test de eventuele zuren die in regen kunnen voorkomen nabootst (op een veel agressievere wijze dan in de realiteit). Er zijn verschillende stalen producten voorzien van verschillende oppervlaktebehandelingen en coatings getest in deze corrosietest. Opvallend in de testresultaten was de zeer slechte zuurbestendigheid van de Dacromet coating (zinc-flake). De Dynaplus AR-coating liet met > 25 cycli zonder roestvorming zeer goede resultaten zien in deze Kersternich test en blijkt dus zeer goed bestendig te zijn tegen deze zure atmosfeer. 

    Corrodium is van plan een nieuwe testmethode te ontwikkelen om een zwembadatmosfeer zo goed mogelijk na te bootsen. Er wordt gedacht aan een neveltest met chloramine in plaats van zwaveldioxide (zoals bij de Kersternich test). Deze nieuwe testmethode moet worden voorgelegd bij de NACE om als ISO certificering wereldwijde standaard in te voeren. De verwachting is dat deze nieuwe testmethode vergelijkbare testresultaten laat zien als de Kesternich test omdat beide klimaattesten op zuur gebaseerd zijn.  

    Het doel van Hoenderdaal met de participatie in dit onderzoek is om de Dynaplus AR-coating schroeven voorgeschreven te krijgen in de nieuwe richtlijn voor zwembadomgevingen. Zo hoeven keuringsinstanties niet ieder jaar of zelfs ieder half jaar, maar slechts iedere 3 jaar de bevestigingen te inspecteren op roestvorming. Met de roestwerende en zuurbestendige eigenschappen van onze Dynaplus AR-coating overschrijden we momenteel de ruim gestelde norm voor staalproducten in zwembadomgevingen met een inspectietermijn van 3 jaar. Dit levert natuurlijk een forse geldbesparing op voor de beheerder van het zwembad. Wij zijn met Dynaplus momenteel de enige partij die participeert in dit onderzoek en zouden dus ook als enige in deze nieuwe richtlijn vermeld kunnen worden. 

    Persbericht van Corrodium bv op 14-02-2014
    Corrodium BV heeft een nieuw bedrijf opgericht voor het testen en certificeren van bevestigingsmaterialen en ophangconstructies in de zwembadatmosfeer: Cl-Resist Coatings BV. Er komen steeds meer stalen onderdelen op de markt waarop een superieure, zeer bestendige coating is aangebracht. Dit kan bijvoorbeeld op schroeven, bouten en moeren, plafondhangers, snelhangers, beugeltjes enzovoort. Het gaat hier om een zogenaamde Duplex coating: epoxy op zink, maar ook om andere coatings zoals: 'zinc-flake'. Het epoxylaagje zit op schroefdraad en is zeer dun. Steeds meer van deze artikelen worden nu geïnstalleerd in zwembaden. Cl-Resist test en certificeert deze artikelen zodat u er 100% zeker van kan zijn dat corrosieproblemen niet zullen voorkomen. 

    De heer Heselmans van Corrodium is voorzitter van een wereldwijde normcommissie voor deze RVS-problematiek in de zwembaden, de NACE Task Group 498. NACE is een 'professional NGO' met 30.000 materiaal- en corrosiedeskundigen, verbonden aan ISO en aan de Verenigde Naties. Deze commissie is opgericht na het ongeval in de Reeshof in Tilburg op 1 november 2011 en de doelstelling is om te komen tot een lijst met geschikte materialen die regulier verkrijgbaar zijn op de markt. De testmethode van Cl-Resist is ook ingebracht bij NACE TG 498. Het betreft hier een klimaattest volgens ISO die ook bekend staat onder de naam 'Kesternich test'. De reguliere Kesternich test werkt echter met het corrosieve gas zwaveldioxide, terwijl de Cl-Resist test het corrosieve gas chlooramine toepast. Chlooramine ontstaat in de zwembadatmosfeer als een reactieprodukt tussen vrij chloor en ammonia (urine, zweet, e.d.). 

    Bronvermelding
    - Inspectiesignaal Risico’s van stalen (ophang)constructies en bevestigingsmiddelen in overdekte zwembaden, ministerie van VROM*
    - TNO 2013 R11051: Deskundigenrapport toepassing en inspectie van roestvaststaal (RVS) in zwembaden
    - Nationaal Platform Zwembaden (PNZ) - Artikel Nieuwe richtlijn voor gebruik van RVS in Zwembaden
    - Wetenschap.info.nl http://wetenschap.infonu.nl/techniek/144900-corrosie-in-binnenzwembaden.html
    - Persbericht 14-02-2014 door Jan Heselmans van Stichting Corrodium 14-02-2014

    1. Warmte-inbreng zoals bij het lassen waar verkleuring en chroomverarming ontstaat.
    2. Besmetting met vreemd ijzer door bijvoorbeeld gereedschappen of de omgeving.
    3. De aanwezigheid van chloriden en zouten in het milieu of het medium.
    4. Vervorming van het materiaal zoals bij buigen en zetten waarbij structuurverandering in het materiaal ontstaat.

    Tegenwoordig is de duurzaamheid van stalen bevestigingsmaterialen toegepast in de Nederlandse buitenatmosfeer een stuk hoger dan enkele jaren geleden. De twee belangrijkste redenen hiervoor zijn: 

    1. Een drastische verbetering van het milieu. Met name een lagere SO2-gehalte in de atmostfeer.
    2. Door de technologische ontwikkeling van nieuwe hoogwaardige coatings op bevestigingsmaterialen.

    Het eerstgenoemde heeft een grote invloed op het corrosiegedrag en daardoor op de duurzaamheid van stalen verzinkte producten. De belangrijkste reden voor de enorme verbetering van het West-Europese corrosie klimaat (gemeten in NL en diverse andere W-Europese landen) is de drastische afname van het SO2-gehalte.

    Om de invloed op corrosie in de praktijk te controleren zijn zeer uitgebreide metingen uitgevoerd door Rijkswaterstaat, TNO, VTBC en Afvalwaterservices in Den Dungen, Den Bosch, Hoorn en Amsterdam (RIZA rapport 2003.027 Emissies van bouwmaterialen) met als eenduidig resultaat dat al deze gebieden sinds 2003 onderin corrosieklasse C2 liggen. Uit zeer uitgebreide en langdurige onderzoeksresultaten van TU Delft (Reduction of run-off from rolled zinc during atmospheric exposure using alloying additions en Fundamental study of zinc patina formation and degradation of zinc; IZW98102 (FUNAZ) komt dezelfde conclusie: Nederland ligt gemiddeld in corrosieklasse C2; een deel in C1 en de kustzone in C3.  

    Het SO2-gehalte in Nederland is door allerlei maatregelen en wetten in Europees verband, zoals eisen aan autobrandstoffen, uitstoot van energiecentrales, etc. vanaf 1980 geleidelijk gaan dalen tot een verwaarloosbaar niveau. Momenteel zit het niveau (gegevens RIVM, 2001) beneden 2,4 μg SO2 per m3 lucht. De langjarige voorspelling van het RIVM is dat SO2 niet meer zal toenemen in W-Europa. De genoemde relatie tussen de gemeten zinkafname en SO2-gehalte blijkt ook in figuur 1. 

    De afname in SO2 heeft een positieve invloed gehad op de atmosferische corrosie van verzinkt staal. Enkele feiten: 

    - SO2 was de grote veroorzaker van zure regen; zure regen bestaat niet meer.
    - Het SO2 gehalte is vandaag de dag een factor 35 lager dan in 1978.
    - De atmosferische corrosie vandaag de dag is een factor 5 tot 6 lager dan in 1978.
    - Vroeger kenden we in Nederland corrosieklasse C3 tot C5 (de laatste alleen aan de kust), nu is dat afgenomen tot C1 tot C3 (de laatste alleen aan de kust). In Hoek van Holland, waar een bekende testplaats is om verzinkte producten aan het zeeklimaat bloot te stellen, heerste vroeger een C5-klimaat. Nu komt de corrosieklasse niet hoger dan C3.

    In de basis geldt: hoe dikker de zinklaag op stalen bevestigingsmateriaal, hoe langer het duurt voordat hij weg gecorrodeerd is. De gemiddelde atmosferische corrosie voor alle zinktypes in Nederland in de buitenatmosfeer bedraagt momenteel 0,42 μm/jaar (gegevens TNO, Rijkswaterstaat en TUDelft). Dat komt gemiddeld overeen met een corrosieklasse C2 in Nederland. De werkelijkheid is beter dan de norm ISO9223, vanwege de daar aangegeven beperkingen van ISO9223. Ook bestaan er redelijk grote corrosieverschillen bij verschillende types zink- en zinklegeringslagen.  

    De ISO9223 norm is indicatief een goede norm, echter wel vrij beperkt qua opzet. De metingen van de dagelijkse praktijk zijn meer waarheidsgetrouw dan de modelmatige berekening in de norm. ISO9223 is een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de meer kwalitatieve normen (zoals ISO12944-2), maar het blijft een vereenvoudigd soort rekenmodel dat voor een nauwkeurige corrosie classificering te grof en te beperkt is vanwege: 

    - De temperatuursinvloed is geheel niet meegenomen
    - De invloed van de TOW (Time of Wetness) is te onnauwkeurig gedefinieerd
    - De invloed van chloride en SO2 zijn te grof meegenomen 

    Derhalve hebben praktijkmetingen, zoals in de eerder genoemde onderzoeken van de TU Delft, de voorkeur om de corrosieklasse te bepalen. Bovenstaande figuur is een vereenvoudigde weergave van de tabel uit de norm ISO9223, die aangeeft wat de corrosieklasse is als functie van de TOW, het chloridengehalte en van het huidige SO2-gehalte in de lucht, zoals gekwantificeerd in bovenstaande figuur. In feite praten we volgens ISO9223 in Nederland slechts over 2 chlorideklassen; één aan de kuststrook en één landinwaarts. Voor TOW zijn volgens ISO9223 in NL slechts 3 klassen van toepassing; één voor binnen, één voor in de spouw en één voor buiten en voor SO2 maar één klasse (de laagste).

    Op bovenstaand verhaal over de verschillende (buiten)atmosferen in Nederland zijn enkele uitzonderingen te noemen: 

    - Zwaarder milieu voor vangrails, voornamelijk door het strooizout.
    - Zwaarder milieu in een zwembad, door het hoge vochtgehalte, hogere temperatuur en het chloor.
    - Zwaarder milieu in een varkensstal, door de aanwezige ammonia.
    - Zwaarder milieu in een drukkerij, door het hoge vochtgehalte (TOW).

     

    Een weergave van de wereldwijd afgesproken klassenindeling van atmosferische corrosie volgens ISO 14713 staat in de figuur. De grootte van de klasse neemt toe naarmate het nummer hoger is. Lage klassen zijn klein. Een klasse bestrijkt dus een gebiedje als een landstreek bijvoorbeeld. Bij corrosieklasse C4 ligt de corrosie tussen de 2,1 en 4,2 μm zinkafname per jaar. 

     

    Het relatief hoge chloridegehalte in Nederland is voornamelijk aanwezig in een smalle strook van ca. 750 meter langs de kust. Uit veiligheidsoverwegingen nemen we 10 km extra speling om ook de invloed van de zeewind mee te nemen. Chloride maakt de oxydelaag op het zink sneller oplosbaar in water, waardoor de zink-corrosiesnelheid toeneemt. Als het zink (plaatselijk) is verdwenen, neemt ook de ijzercorrosiesnelheid toe in aanwezigheid van chloriden. 

    Bevestigingsmaterialen toegepast aan de buitenzijde van bouwwerken (buitenatmosfeer) in bijvoorbeeld kozijnen, gevels en/of in constructies, hebben te maken met atmosferische corrosie. Dit is corrosie in een atmosfeer waarin beregening en/of condensatie plaatsvindt aan aflopende oppervlakken, waarop geen staand water aanwezig is. Atmosferische corrosie van de zinklaag van bevestigingsmaterialen wordt bepaald door 3 factoren: 

    1. De TOW (Time of Wetness)
    2. Het chloridegehalte in de atmosfeer
    3. Het SO2-gehalte in de atmosfeer (zwavel)

    Kortweg gezegd tasten chloride en SO2 de gevormde en beschermende zink patinalaag aan en het water maakt deze aantasting mogelijk. Er moet bij bevestigingsmaterialen duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen atmosferische corrosie die de esthetica beïnvloedt en corrosie die een constructieve invloed heeft. In de spouw spelen esthetische argumenten geen enkele rol, daarbuiten wel. Over het algemeen gaat de bouwwereld er (onterecht) in alle levensduur berekeningen van uit hoe lang het duurt voordat de zink- en verf(ofwel coating-)lagen verdwenen zijn. Het staal is dan echter nog in zijn volledige constructieve sterkte aanwezig en de duurzame veiligheid is dus nog niet in zijn geheel aangetast. Daar zit nog een enorme veiligheid in. Het duurt nog ruim 2 á 3 decennia (afhankelijk van de staaldikte) voordat het resterende staal zodanig is doorgeroest dat ook de constructieve sterkte begint af te nemen. Dat is de ingebouwde veiligheid.

    De eerder genoemde invloed van chloriden op uitsluitend verzinkt staal kan tegengegaan worden door een organische coating over het verzinkte staalproduct aan te brengen. Dit is zeker in de kuststrook van Nederland te adviseren. De organische coatinglaag werkt in feite als afscherming van het zink voor alle milieueffecten. Een dergelijke methode wordt ook wel een Duplex systeem genoemd. Dynaplus AR-coating C4 is een voorbeeld van een dergelijk Duplex systeem met een organische coating. Hier wordt een zinklaag van minimaal 5 μm gecombineerd met meerdere deklagen van organische coating met een totale dikte van minimaal 15 μm. Dit zorgt voor een zeer duurzame oplossing in de buitenatmosfeer.

    • De diktebeheersing van beide bedekkingslagen (zowel het zink als de coating) in de fabriek moet bijzonder hoog zijn.
    • Hoe hoogwaardiger de organische coatinglaag, hoe groter de levensduurverwachting. Een duurzaam beschermingssysteem zal zo op een schroef in zowel zure- als basische omgevingen bestand zijn. Dit kun je dus testen door de Kesternich- en de zoutsproeitest.
    • De hechting tussen beide lagen tijdens aanbrengen van de coating. Hier is een zeer constante atmosfeer in de productie nodig. De hechting is belangrijk om de coating niet te laten beschadigen bij gebruik.
    • Voor bevestigingsmaterialen met een Duplex systeem (maar ook voor gewone verzinkte producten) geldt dat een goede behandeling, nadat ze de fabriek verlaten hebben, ook essentieel is. Een goede opslag, een goede verwerking op de bouw, geen beschadigingen etc. zijn belangrijke zaken voor de levensduur van het product.

    4. Schrauben

    4.1 Allgemein

    Schroeven zijn er in heel veel verschillende soorten en dat maakt ze als bevestigingsartikelen anders dan bijvoorbeeld bouten, moeren en ringen, die vrijwel altijd gestandaardiseerd zijn door een geldende norm. Per land kunnen deze normen verschillen, maar in Nederland en België zijn we gewend om met ISO- en DIN-normen te werken in de bouw en industrie. Er zijn binnen schroeven ook wel een aantal soorten beschreven in normeringen waar nog steeds aan wordt voldaan, zoals bijvoorbeeld de plaat- of metaalschroeven.

    Maar veruit de grootste schroevensoort wereldwijd is de voor ons bekende 'spaanplaatschroef', een moderne houtschroef. Deze spaanplaatschroef ziet er van ieder merk vaak anders uit en kan in functie of kwaliteit daardoor sterk verschillen. Er is geen norm die heeft bepaald hoe de schroef er exact uit moet zien of aan welke kwaliteit of waarden deze zou moeten voldoen. Terwijl er in het ontwerp van de schroef wel degelijk een groot onderscheid is te maken in het uiteindelijke gebruikersgemak of in de kwaliteit ervan. En dat maakt dat alle fabrikanten van schroeven hun eigen ontwerp hebben bedacht om zijn of haar schroef zo goed mogelijk te laten functioneren. Zo ook bij Hoenderdaal, waar we al sinds de oprichting van ons bedrijf gespecialiseerd zijn in schroeven en de meeste van onze schroeven zelf ontwikkelen. 

    Tot ongeveer een jaar of 50 geleden werden er voornamelijk 'ouderwetse' houtschroeven gebruikt. Dit was een ongeharde schroef die om die reden een veel dikkere kern had dan de schroeven die we nu gebruiken. Door de dikkere kern was hij alsnog sterk genoeg gemaakt, maar had hij als nadeel dat er door het zware indraaiden een lage uittrekweerstand was. De houtdraadbout die we nu nog steeds kennen of gebruiken, is eigenlijk een grote variant van de houtschroef. Het verschil zit hem in de aandrijving. Een houtschroef heeft een inwendige aandrijving voor een schroevendraaier of bitje en de houtdraadbout heeft een uitwendige aandrijving met een zeskantkop. 

    De definitie van een schroef is ''een stalen schroefdraadverbinding met een inwendige aandrijving''. Daarmee ontstaat er ook direct verwarring, want een inbusbout zou dan eigenlijk een schroef zijn met zijn inwendige zeskantaandrijving. In de markt specificeren wij schroeven als ''een schroefdraadverbinding die je voor de bevestiging in het materiaal kunt draaien en die je met een schroefmachine of schroevendraaier kunt verwerken''. Deze definitie is wat duidelijker en laat los dat de aandrijving per se inwendig moet zijn. De schroefdraad is niet altijd specifiek voor hout, maar in de meeste gevallen zijn ze daar wel voor bedoeld. Ze kunnen ook bedoeld of geschikt zijn in een kunststof plug, in gipsplaten of kunnen zelfs (na voorgeboord te hebben) direct in steen of beton geschroefd worden.
    Bevestigingsmaterialen met metrische schroefdraad die bedoeld zijn voor een moer of een met schroefdraad voorgetapt schroefgat, vallen hierbij dus niet onder de categorie 'schroeven'. Daarmee zouden de houtdraadbouten dus eigenlijk schroeven zijn en metaalschroeven zijn dan eigenlijk bouten. Er is geen eenduidige regel of definitie, maar dit is de meest gebruikte verdeling tussen wat bouten en wat schroeven zijn in Nederland en België.

    In de jaren '70 werd de spaanplaatschroef uitgevonden. Deze vernieuwde houtschroef was gemaakt van koolstofstaal en kreeg een oppervlakteharding, waardoor de kern veel dunner kon worden gemaakt en de draad daarmee veel 'hoger'. Een sterkere schroef die lichter indraaide en een betere uittrekwaarde had was het gevolg van dit ontwerp. In de jaren die volgde gebruikte we lange tijd de 'spaanplaatschroef' voor vrijwel alle toepassingen in hout of in een plug. Wel waren er verschillende kopvormen of aandrijvingen. Een platkop, cilinderkop en lenskop waren toen al gewoon. En naast de Philipsdrive kwam het ‘betere’ Pozidrive opzetten; beide kruiskopaandrijvingen. De zeskantvorige torx-aandrijving was ook allang uitgevonden, maar werd eigenlijk pas de afgelopen 10 jaar gewoongoed in het Europese schroevenschap. De naam spaanplaatschroef als verzamelnaam bleef wel bestaan, maar je hoorde ook steeds vaker over universeelschroeven of unischroeven om aan te duiden dat deze schroeven voor allround gebruik waren.

    Met name de afgelopen 15 jaar zijn er heel wat soorten schroeven bijgekomen die voor specifieke toepassingen ontwikkeld zijn. Dit maakt het schroevenschap soms lastig vanwege het grote assortiment aan soorten en maten dat er ligt. Maar als je als vakman/vrouw of klusser eenmaal de juiste schroef voor de klus hebt gevonden, maakt dit het bouwwerk beter en de klus makkelijker.

    Platverzonken kop
    Dit is de meest voorkomende kopvorm in schroeven. De platkop heeft een taps toelopend gedeelte onder de kop die mooi vlak verzinkt in zacht materialen zoals hout. Een platkop schroef is ideaal voor gebruik in hout-op-hout toepassingen. De hoek van de schroefkop is uiteindelijk 90 graden, maar kan ook twee keer 45 graden zijn. De buitendiameter van de schroefkop is twee keer de diameter van de schroef. Een 4 mm schroef heeft dus een kopdiameter van 8 mm. 

    Cilinderkop
    De cilinderkop is helemaal recht onder de kop (90 graden). De kop verzinkt dus niet in het hout en is bij uitstek geschikt voor metaal-op-hout verbindingen. Bijvoorbeeld voor het bevestigen van metalen beugels, hoeken of balk-ankers etc. Ook hier geldt dat de kopdiameter twee maal de diameter van de schroef is.  

    Lenskop
    Een schroef met een lenskop is de ideale schroef wanneer afwerking een belangrijke rol speelt. Door de bolvormige kop krijgt het een sierlijke glans. Bijvoorbeeld voor plinten, beslag en afwerklatten. 

    Tellerkop
    Deze speciale kopvorm heeft door zijn extra brede ring onder de kop een extra groot klembereik. De houtbouwschroef met tellerkop is hierdoor uitermate geschikt om dragende houtconstructies mee te maken. Denk bijvoorbeeld aan grenen balken met elkaar verbinden of het houten framewerk van uw houten veranda. 

    75º graden kop
    Deze 75 graden kop is ideaal voor het verbinden van MDF plaatmateriaal, zonder het materiaal te splijten. Dankzij de kleine 75 graden kop met freesribben verzinkt de schroef mooi en eenvoudig in het materiaal. Tevens beschikken onze MDF-schroeven over een speciale boorpunt zodat deze schroeven zonder voorboren in de kopse kant van het MDF materiaal geschroefd kunnen worden.

    Stap 1: De draad ‘trekken’
    De ruwe staaldraad, waar de schroef van gemaakt wordt, wordt door de schroevenfabriek in verschillende kwaliteiten en staalsoorten op grote rollen ingekocht. Sommige fabrieken kopen de staaldraad al op verschillende diameters in op handzame klossen en andere hebben zelf machines om de ruwe draad op de juiste diameter te trekken en op ‘handzame’ klossen te wikkelen.

    De ruwe draad wordt door deze machines door een nauwere doorgang ‘getrokken’ waardoor hij er met de juiste diameter uit komt.